Paris Roubaix Challenge

Eigenlijk heb ik geen idee waar ik aan begin. De verhalen van de recidivisten in de Wielerbus landen onvoldoende bij gebrek aan referentiekader. “De kasseien van de Ronde van Vlaanderen zijn braaf vergeleken met deze.” “Bij deze strook kun je alleen middenop rijden, niet een kantje pakken, want die gootjes zijn gevaarlijk.” “Ja, die strook is wel vijf sterren, maar als je een beetje om de grote gaten heen kunt rijden, valt hij heel erg mee.” “Die loopt naar beneden, daar kun je wel vijftig gaan over dat stuk van die strook, maar daarna loopt het weer op.” Ik heb er geen plaatje bij en de namen van al die kasseistroken blijk ik niet te onthouden. Ik hoop maar dat mijn set-up van de Strade Bianche ook gaat voldoen voor wat ik vandaag ga beleven: ruim 170 km van Busigny naar Roubaix met onderweg dik 50 km aan keien verdeeld over 30 secties. Ik heb de Cannodale Synapse mee, met 30 mm tubeless gemaakte Schwalbe G-one bandjes en een wat dikker stuurlint.

Geen idee waar ik aan begin.

Een wielerreis begeleiden combineren met zelf fietsen heeft als voordeel dat ik nog geen tijd gehad heb om me nerveus te maken. Om kwart over zeven ga ik als laatste van het Wielerbus-gezelschap van start. Eenmaal de benen aan het draaien, land ik snel in mijn missie: genieten van deze dag en zorgen dat ik dusdanig doortrap dat ik nog voor de dameskoers in het Vélodrome mag finishen. De persoon die me bemoedigend “Die verplichte gemiddelde snelheid van 21 kilometer per uur haal jij makkelijk op een parcours zo vlak als een biljartlaken” meedeelde, had duidelijk deze route zelf nooit gefietst. Al in de eerste paar kilometer merk ik dat er van een ‘vlak biljartlaken’ geen sprake is. Hoewel het nooit lang en nooit steil is, is het direct vanaf de start heuvelen door mooi Frans landschap. We zullen zo ruim duizend hoogtemeters bij elkaar gaan sprokkelen. Het is heerlijk fietsen. De voorspelde wind uit het noordoosten moet nog wakker worden, terwijl een waterig zonnetje haar best doet om de ochtendkilte te verdrijven. De bloeiende koolzaad contrasteert knalgeel met het groen. Als ik vanaf de hogere delen de weg kan afkijken, zie ik hoe we met honderden fietsers een lang en kleurrijk lint vormen over deze brede asfaltweg. Ik fiets solo, maar niet alleen.

Na amper tien kilometer is het dan zover: de eerste strook! Ik zie een spandoek over de weg. Ik lees een naam, we tellen blijkbaar terug vanaf 30 en ik zie drie sterren. Ik donder er maar in: aanvallen als een gravelstrook, gas erop, gaan met die banaan en gang is alles! Na de eerste meters weet ik direct wat wordt bedoeld met “De kasseien van de Ronde van Vlaanderen zijn braaf”. Van rustig ‘dokkeren’ is geen sprake! En deze is slechts drie sterren. Ik probeer het midden te houden, maar moet een paar keer van die lijn af om voorgangers te passeren. Gaat iedereen nou zo langzaam of ben ik te enthousiast? Met een grijns kom ik van die eerste strook af. Hoe heette deze nou? Hoe lang was de strook eigenlijk? Ik ben het nu al weer vergeten. De stroken volgen elkaar snel op in dit eerste stuk. Vaak drie sterren, soms twee en een enkele keer vier. Het sterren-systeem is mij nog niet helemaal duidelijk. Voor mijn gevoel zijn ze allemaal hetzelfde. De variatie beleef ik vooral in het feit dat de ene strook maar een paar honderd meter lang blijkt, terwijl andere stroken een paar kilometer aanhouden, soms loopt het wat op of af en een enkele keer zit er een haakse hoek in. Ik focus op mijn techniek: handen losjes op het stuur, soms op de remgrepen, krachtig trappen, met snelheid zo’n strook op en dan momentum zien te houden. Ik probeer zo nu en dan een gootje, maar dat is meestal aansluiten in de file terwijl daar de schuin in de grond gereden stenen een verraderlijke opstaande rand vormen. Middenop kan ik het beste doortrappen en zo vliegen deze eerste tien stroken relatief gemakkelijk voorbij. Dit is tof!

Dit is tof!

De tegenwind is inmiddels wakker geworden en op het wat saaie tussenstuk van bijna 15 kilometer onderweg naar strook nummer 20 zoeken fietsers beschutting bij elkaar. Ik hop een beetje van groepje naar groepje, maar zit eigenlijk het grootste deel solo in de wind. Ik vind het niet erg. Mijn benen voelen prima vandaag. In dit tempo ga ik ruim op tijd binnen zijn! Eenmaal op strook nummer 20 echter, voel ik dat mijn lijf toch wat tegen begint te stribbelen wat betreft het ongenadige gestuiter. Mijn polsen en kuiten beginnen wat gevoelig te worden. Gelukkig kan ik mijn kracht aanspreken om de vaart erin te houden op deze blijkbaar viersterrenstrook. Hop! Nog steeds gaan met die banaan en gang is alles!

We passeren de plaatsen Wallers en Arenberg en de nervositeit is voelbaar. Ik heb geen idee wat me precies te wachten staat, maar aan de andere renners is merkbaar dat er nu wat bijzonders aan zit te komen. Als ik vlak voor het spandoek van strook 19 moet wachten voor de passerende trein en een groepje Italianen intussen een foto maakt bij het bord met “La Trouée d’Arenberg” weet ik dat ik bij een van de meest beroemde stroken ben aangekomen. De gesloten spoorbomen zetten ons op een één-nul achterstand, want de strook begint direct erna en we zijn met veel renners met nul snelheid. Ik zoek ruimte om te fietsen, maar het maakt eigenlijk niet uit: er is geen ideale lijn, alles ligt er even beroerd bij en zonder tempo hotsebots ik van kassei naar kassei. Vluchten in een gootje is niet mogelijk, aangezien hekken en touwen ons op de stenen dwingen. Enkele renners klimmen over de dranghekken of gaan onder de afzetting door om tussen het al voor de vrouwenkoers aanwezige publiek een fietsbare route te zoeken. Dat gaat me te ver, maar dit doet pijn, heel veel pijn. Als ik wat meer ruimte krijg, probeer ik vaart te maken, maar dat valt niet mee, ondanks dat de weg iets afloopt. Even lijkt het of mijn zadel afbreekt en ik durf de rest van deze strook niet meer te gaan zitten. Aangezien het een kaarsrechte weg betreft, is het spandoek van het einde al vanaf het begin zichtbaar, maar gevoelsmatig komt het maar niet dichterbij. Zou hardlopen sneller gaan? Het zou in elk geval minder pijn doen. Deze stenen straat door het bos heeft vijf sterren gekregen, maar om het verschil met de rest beter te duiden, hadden dat er wel tien kunnen zijn. Ik verbijt de pijn, probeer te ontspannen en uiteindelijk is de bijna 2,5 km een keer voorbij. Nog 18 stroken. En geen daarvan is zo erg als deze.

Overleven in het bos.

Toch verandert mijn beleving van het evenement vanaf dit moment. Mijn polsen en kuiten beginnen steeds luider te schreeuwen. Doordat nu de kortere afstanden erbij komen wordt het flink drukker op de kasseistroken. Ik moet vaker inhalen om mijn eigen tempo te kunnen houden. Het afwijken van de ideale lijn om te passeren doet inmiddels serieus pijn. In iemands wiel blijven hotsebotsen op een kassei-rug doet nog veel meer pijn. Als ik harder kan fietsen duurt de pijn korter. Met die filosofie ga ik ergens op een simpele kasseistrook een meisje dat op een mountainbike het midden houdt, uiteindelijk toch maar links voorbij. Aan de schaduw zie ik dat de renner in mijn wiel precies hetzelfde plan heeft en om een botsing te voorkomen ga ik wat verder naar links dan ik van plan was. Ik kom in een richeltje en maak een klassieke fout: ik wil eruit sturen. Dat wordt onmiddellijk afgestraft met een lancering het bouwland in. Ik land keurig ontspannen op mijn linkerflank, maar ben wel even van mijn stuk. Een aardige Frans sprekende mevrouw komt met mijn fietspompje en bidon aangehold, die blijkbaar wat verderop op die akker terecht waren gekomen. Ik check mezelf snel. Ik heb een schaafplekje op mijn bovenbeen en lijk verder in orde. Ook mijn fiets lijkt, op een krasje op mijn linkershifter na, ongehavend. Wel moet ik mijn ketting weer op mijn voorblad zien te krijgen. De mevrouw heeft besloten mij ook daarbij te helpen en wat nu volgt is pure slapstick. Terwijl ik de achterbrug van mijn fiets optil om mijn pedalen rond te kunnen draaien, tilt zij mijn voorwiel op. Als ze doorheeft dat dat niet handig is, pakt ze met beide handen mijn achterwiel vast, waardoor ik mijn pedalen niet meer kan bewegen. Ondanks haar hulp lukt het en kan ik de laatste stroken uitrijden.

De terugtellende nummering van de stroken gebruik ik vanaf nu ook om echt af te tellen. Ondanks dat de zon nu hoog aan de hemel staat en er op veel plekken publiek is dat ook ons toeristen aanmoedigt, vind ik het al een tijdje niet meer genieten. Ik heb wel eens pijn gehad op de fiets, maar nog nooit zó en nog nooit dáár. Ik kan geen ritme meer vinden, waardoor de tweesterrenstroken mijn polsen en kuiten eigenlijk nog meer martelen dan het beroemde vijf sterren tellende Carrefour de L’ Arbe. Het mag wel klaar zijn nu. De omgeving vind ik al enige tijd een stuk minder mooi dan in het begin. Het landschap is tamelijk kaal. We fietsen relatief veel door dorpen en stadjes met stoplichten en verkeer. Zo’n wedstrijdparcours levert niet altijd de meest mooie fietsroutes op. “Het is eigenlijk een tamelijk lelijke toertocht van 170 kilometer met ruim 50 kilometer beroerd wegdek,” denk ik op een bepaald moment. Ik heb duidelijk geen zin meer. De laatste stroken kan ik het niet meer opbrengen om er met een bepaalde energie overheen te denderen. De pijn schreeuwt te hard. Zelfs de paar kasseien die nog vlak voor het Vélodrome in de middenberm van de weg neergevleid zijn, voel ik in iedere pees. Maar dan ben ik er! Ruim binnen de tijdslimiet en dus mag ik de wielerbaan opdraaien. Wat een fantastisch gevoel is dit! Ik gebruik mijn minimale wielerbaan-ervaring om enkele zeer langzaam rijdende renners, die blijkbaar op elkaar aan het wachten zijn , hoog in de baan voorbij te rijden. Ik wil mijn eigen finish-moment en ik wil ervan genieten! Alsof ik zojuist de vrouwenkoers heb gewonnen steek ik mijn beide handen in de lucht. Na meerdere keren Luik-Bastenaken-Luik, de Ronde van Vlaanderen en Milaan-Sanremo heb ik dit wielermonument dan ook eindelijk mogen beleven: Parijs-Roubaix! Die kan van de fuck-it-list: gedaan, ervaren en hoeft nooit meer.

Mijn beide polsen en kuiten zien er de volgende ochtend zo uit…

Mijn spieren voelen de volgende dag prima en mijn handen zijn volledig vrij van blaren. Ik heb een schram op mijn been van mijn suffe val en ik ben wat vermoeid, maar verder lijkt mijn lijf normaal te functioneren. Ik verwacht wat nekklachten, migraine of misschien spierpijn in mijn rug, maar ook die delen van mijn lijf protesteren niet. Dan valt het me op bij mijn beide polsen en kuiten: volledig bont en blauw. Bizar! Een paar dagen doet het zeer om over een hobbelige weg te fietsen. Maar als de blauwe plekken zijn weggetrokken, is de pijn verrassend snel vergeten. Het positieve van de ervaring overheerst: kasseistroken aanvallen is tof! En wat was het een prima evenement met goede organisatie, gezellige en goed bevoorrade pauzeplaatsen en wat heb ik een boel leuke mensen gezien. Misschien de volgende keer toch maar op de CruX met bredere banden erin voor wat meer demping? En dan in de voorbereiding wat vaker de mountainbikeroute op de crosser hobbelen om mijn pezen wat te prikkelen? Tot zover de plaatsing van Parijs-Roubaix op mijn fuck-it-list: ik vrees dat er een volgende keer gaat komen.

© ingefietst.nl

Foto’s zonder logo zijn van eigen makelij. Die met logo zijn gekocht bij Sportgraf.com.

3 reacties Voeg uw reactie toe

  1. fietsvandekeizer schreef:

    Mooie blog van een mooie rit.

    Like

  2. Ruud schreef:

    Mevrouw wat een geweldige overwinning! Ooit een val gemaakt en nu Roubaix gehaald! Ik ben trots op je!!

    Geliked door 1 persoon

Ik nodig je uit om te reageren:

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s