Eindsprintje

Als ik me in december inschrijf voor Bolero Turnhout Gravel, een nieuwe wedstrijd op de kalender van de UCI Gravel World Series, lijkt maart nog heel erg ver weg. Sneller dan ik eigenlijk wil is het 23 maart 2025 en moet het gaan gebeuren: ik ga weer gravelracen. Mijn eerste gravelkoers op de Enve MOG. Het parcours belooft een vlakke racebaan, niet het soort parcours waarop ik normaalgesproken kom bovendrijven, maar wat maakt het uit. Mijn grote graveldoel voor dit seizoen is The Rift in IJsland in juli, niet het WK Gravel, waarvan trouwens op het moment dat ik dit schrijf nog niemand weet waar dat gehouden gaat worden, aangezien Nice zich als organiserende stad heeft teruggetrokken en ook Valkenburg is afgehaakt.

Plichtmatig onderga ik de glamour van om vijf uur in de ochtend al muesli etend en koffie zettend de auto inpakken, zodat ik om een uur of zeven in Turnhout in België zou kunnen zijn. Ik merk echter dat ik er zin in heb. Misschien omdat ik geen verwachtingen heb. Misschien omdat ik gewoon zin heb in lekker racen. Onderweg heb ik nog wel wat regen, maar eenmaal aangekomen in Turnhout breekt het zonnetje door. Ik had vooraf meer stress over het gecommuniceerde parkeerbeleid dan over de wedstrijd, maar mijn strategie ‘zo blond mogelijk gewoon naar de startvakken doorrijden’ werkt weer heel prima en al snel heb ik een handige parkeerplek bij een winkelcentrum naast de start. Voor mijn startpakket en een toilet moet ik wel even een stukje fietsen, maar dat is dan maar meteen de warming-up.

Startvak-vibes een uur voor de start.

Vooraf was ik dat eigenlijk niet van plan geweest, maar mijn onrust over het feit dat er ruim tweehonderd renners bij elkaar zouden worden gepropt in het allerlaatste startvak in combinatie met een niet erg discriminerend parcours, zorgt ervoor dat ik me toch een uur voor de start ga opstellen. Gelukkig is het gezellig en al keuvelend gaat de wachttijd snel voorbij. We verbazen ons over een regerend wereldkampioene, die zich amper een kwartier voor de start komt melden en zich vervolgens opstelt in het vak vóór ons als ze merkt dat ze er bij ons voorin het vak echt niet meer tussen kan. Ze wacht weliswaar even als het vak voor ons oprijdt naar de startstreep, maar het startvakvolk mort. Ik heb op dat moment geen zin om er iets van te zeggen. Energieverspilling. Ik weet dat ze toch wel gaat winnen in haar categorie, ongeacht waar ze start. Ik focus me op wat ik zelf te doen heb: goed starten, geen fratsen en vooral geen brokken.

We mogen weg! Ik heb het parcours behalve van een kaart en enkele foto’s niet verkend, dus ik ben superalert. Er treedt een soort hyperfocus in werking: dit is nu gewoon even het enige en allerbelangrijkste in mijn leven. Mijn drukke werkweek, zaken die ik heb te overdenken, zorgen, de toestand in de wereld; het bestaat allemaal gewoon heel even niet. Ik start prima en omdat ik zo vooraan in het startvak stond, heb ik een goed beeld waar ik zit. Als we de eerste gravelstrook opdenderen, ben ik het derde oranje startnummer. “Podium!” denkt één ambitieuze hersencel, maar ik weet dat ik de nodige moeite ga hebben om in dit eerste hectische deel goed bij de groep te blijven. Het gaat hard. We jagen boven de veertig per uur over de eerste stroken. Dit gebeurt door de drukte in een wolk van stof en gruis, waardoor het onmogelijk is om wat er eventueel op het pad ligt te ontwijken. Een mooie omgeving is paarlen voor de zwijnen in deze fase. We zien er helemaal niks van. Al snel gebeurt ook waar één van de mannen in het startvak ons al voor waarschuwde. Er zijn tweeduizend renners vóór ons van start gegaan en al binnen enkele minuten stuiten we op achterblijvers van eerdere startgroepen. Op een gravelstrook waar goed zicht ontbreekt, levert dat gevaarlijke situaties op. Het meeste gaat net goed, soms gaat het mis. Er gaat sowieso zo hier en daar wat mis. Ikzelf ben goed bezig: alert, opschuiven en de wielen van stabiele piloten kiezen. Ik houd in alle commotie zicht op de kop van ons startvak.

We mogen weg! De foto is gekocht bij Sportograf.

Na een half uur koers is er nog steeds een behoorlijke focus, maar is defcon 1 bij mij inmiddels wat afgeschaald. Het nadeel hiervan is dat ook andere signalen een beetje tot me doordringen. Wedstrijdtempo rijden is bij vlagen een behoorlijk pijnlijke sensatie in mijn op zich best prima benen en ik registreer dat ik al enige kilometers een nogal vervelende buikkramp heb. Ik maak een paar foutjes en zie wat oranje nummers passeren. Als we in een bos opeens naar links een smal pad opgaan, moet ik concluderen dat ik niet zit waar ik wil: ik heb te lang gewacht met weer naar voren opschuiven. Ook op dit enkelsporige pad stuiten we op achterblijvers. In het begin probeer ik links en rechts van het berijdbare spoor nog enkele renners te passeren, maar ik zie dat het nog een behoorlijke tijd zo doorgaat. Er rijdt schijnbaar eindeloos veel volk voor me. Kansloze missie. Als we aan het einde van deze singletrack een bredere weg opdraaien zie ik hoe ons startvak inmiddels in heel veel stukjes is geknipt. Ik reken uit dat ik op dat moment het negende oranje nummer in koers ben. Dat is ongeveer op een derde van mijn startveld. Niet slecht, maar dat kan beter.

Ik probeer het maar, gewoon kijken hoe ver ik nog kan komen. Ik dicht een gat tot een groepje vóór me. Dit groepje blijkt niet door te rijden. Nog maar eens. Zo hop ik enige tijd van groepje naar groepje, maar uiteindelijk zit ik min of meer alleen. In dit deel van het parcours is dat eigenlijk niet zo erg. Er zijn wat passages met mul zand, waar ik lekker alle ruimte heb om mijn eigen stunts te doen. Ik passeer diverse eenlingen, maar er blijft niks plakken. Dan stuit ik op een goed doorrijdende dame met een wit startnummer, met wie ik een onuitgesproken tijdelijk verbond sluit. Uiteindelijk weet ik hierdoor aan te sluiten bij een grote groep met daarin drie dames met een oranje nummer.

Het convenant. De foto is gekocht bij Sportograf.

Als ik aansluit rijdt de groep op een lint. Ik besluit om meteen maar een flink stuk naar voren op te schuiven. Ik laat me vandaag niet nog een keer verrassen. De voorkant van deze groep blijkt redelijk georganiseerd en neemt om beurten de kop. Ik doe mee. Dit gaat prima zo. We steken het kanaal over en in de afdaling van de brug probeert een dame met een oranje nummer er samen met een dame met een wit nummer een snok aan te geven. Ik haak aan en achter mij hoor ik dat er meer volgen. Met het gas open hotsebotsen we over een rommelig pad langs het kanaal dat waarschijnlijk de voorgaande weken erg modderig was geweest. Het is behoorlijk spoorzoeken om een enigszins fietsbare lijn te kunnen rijden. Tot aan een fabrieksterrein voelt het hierdoor als een crosswedstrijd en ik vermaak me uitstekend. Bij de fabriek hebben we de enige onduidelijke seingever van de dag, die wel een grote hoeveelheid grof grind aanwijst, maar onze groep in verwarring brengt over hoe het parcours loopt. En ineens ben ik alleen met nog twee oranje startnummers. Ik blijk een trio met An en Ann, je verzint het niet. An stelt voor om met z’n drieën het tempo erin te houden en door te draaien. Ann en ik stemmen in, maar dat valt nog niet mee, want op deze hobbelige ondergrond stuiten we voortdurend op achterblijvers, waar we een pad omheen moeten zoeken. Als ik van Ann wil overnemen, ga ik bijna op mijn plaat, doordat zij net naar links uitwijkt wanneer ik er links omheen wil. Wel op de fiets blijven nu, nog maar een paar kilometer!

Ik heb geen idee hoe het laatste deel precies loopt, maar ineens zie ik een bord met 200 m. We rijden direct daarna met een terugdraaiende bocht naar rechts de finishstraat op. Ik denk er niet over na: ik moet nu gewoon als een raket aanzetten. Dit sprintje moet ik winnen vandaag! Ik kan van plek negen van daarstraks nu toch nog plek zes maken. Dat is nog maar 200 meter alles geven. Net als op het WK in Leuven slalommen we al sprintend om langzamer rijdende achterblijvers heen, die doodgemoedereerd hun tweede ronde ingaan. Maar nu lukt het me wel om het sprintje te winnen. Zes!

De groep met daarin nog drie oranje nummers. De foto is gekocht bij Sportograf.

An, Ann en ik hebben geen idee wat het allemaal waard is direct na de finish. Ik ben eigenlijk vooral blij dat het goed ging en dat ik geen brokken heb gemaakt. Ik heb het voor mijn doen best lang volgehouden in de kop van mijn startvak. Natuurlijk baal ik van die cruciale positioneerfoutjes, maar ik vind het dan wel weer sterk van mezelf hoe ik daarna terug de aansluiting heb weten te vinden. Na mijn ‘verloren’ sprintje op het WK, voelde het lekker om nu het sprintje van mijn groepje te winnen. In eerste instantie worden in onze leeftijdscategorie UCI-medailles voor de top vijfentwintig procent uitgereikt tot en met nummer zeven, omdat er tegen de dertig inschrijvingen waren. Dat was wel sneu voor Ann, die achtste werd. Enkele dagen later zie ik dat onze eindsprint bizar veel belangrijker was geweest dan puur een leuke afsluiter van een mooie race. Blijkbaar zijn er maar vierentwintig oranje startnummers komen opdagen, waardoor de kwalificatieplaatsen zijn bijgesteld tot en met plek zes. Ons eindsprintje ging om de laatste ‘Q’.

©️ ingefietst.nl

Screenshot van het bovenste deel van de uitslag V50-54

Ik nodig je uit om te reageren: