“De situatie is stabiel. Jullie kunnen niet echt iets bijdragen nu. Concentreer je maar op de wedstrijd.” Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Mijn vader is al enige tijd ziek, maar juist vanavond blijkt hij door een combinatie van een longontsteking, een blaasontsteking en covid dusdanig verzwakt dat men is overgegaan op opname in het ziekenhuis. Ik zit met Karst in B&B “VET” in Limburg voor het WK gravel, dat morgen plaatsvindt. Ik heb mijn startbenodigdheden opgehaald en we zijn aan het overleggen waar we een hapje zullen gaan eten. Ik heb even niet veel honger meer en ook het in orde maken van mijn fiets schuif ik voor me uit. Pas als ik mijn moeder even aan de telefoon heb gesproken, kan ik de knop omzetten. Mijn vader is altijd keitrots op me als het gaat om mijn fietsdingen. Voor de derde keer in mijn leven mag ik mijn land gaan vertegenwoordigen in het Oranje. In eigen land nog wel. Nu terugrijden naar de Achterhoek zal niks bijdragen aan de situatie rondom mijn vader, maar het kost wat tijd om dat goed tot me door te laten dringen. Morgenavond kan ik daar weer zijn voor mijn beide ouders. En dan hopelijk met een goed verhaal over dit WK.

Het is best fris als ik via gravelpaadjes van de B&B naar de start bij Beek fiets. Karst zal met de auto komen, die eerst vlakbij bij de start parkeren, waar ik ook na 50 km een doorkomst heb en daarna naar Maastricht rijden om me bij de finish op te vangen. Ondanks het verontrustende parkeerbeleid van de organisatie voor niet-elite (ergens bij het vliegveld, neem een shuttlebus), blijkt het kwijtraken van de auto nergens ingewikkeld. We hebben zelfs van de eigenaar van de B&B een passe-partout gekregen die voor de autoruit kan als waren we buurtbewoners, maar die is niet nodig. In Beek kan Karst parkeren bij een winkelcentrum en in Maastricht is richting de universiteit voldoende plaats. Hij heeft voor de zekerheid zijn fiets mee, maar in principe had het lopend gekund. De afstand van de B&B tot de start blijkt met 3 km zo kort dat ik nog wat vierkantjes rijd om mezelf op te warmen en te landen in wat ik vandaag ga doen. Ik ga mijn beste wedstrijd ooit fietsen en daar mega van genieten! Tenminste dat is het plan.
Ik voel spanning, maar geen zenuwen als ik in het startvak sta. Ik zie wel een beetje op tegen het vertrek met meer dan 120 vrouwen van 50+ tegelijk en het daarbij behorende gedrang. En hoewel ik het niet vooraf van plan was, zorgt dit er wel voor dat ik dusdanig vroeg in het startvak ben, dat ik ergens op rij drie aanschuif. Wat betreft mijn uitslag voel ik geen druk. Het podium is niet haalbaar. Ik hoop op een mooie plek in het ‘linkerrijtje’ van de 52 deelneemsters in de categorie 50-54. Als voor ons alle andere categorieën één voor één vertrekken merk ik dat de wereld uit gaat en de wedstrijd aan. Mijn focus is prima. Het gefrunnik begint al als we met het pak in snokken aanschuiven richting de daadwerkelijke startlijn, maar ik laat me niet van mijn plek drukken.
En dan zijn we weg! Een beetje draaien en keren door het dorp en daarna is er een klimmetje over asfalt. Ik heb het parcours afgelopen zomer verkend en ik hoop dat ik, zeker nu met al die kilo’s eraf, daar al een beetje op mijn plek kan komen. Het gaat prima! Ik vind Corazon in het pak en samen blijven we mooi bij de kop van ons startvak. Al snel jagen we achterblijvende 65+ mannen voorbij. Op de brede asfaltweg is daarvoor voldoende ruimte, maar op de gravelstroken geeft dat veel onrust. Onze groep van een vrouw of dertig kan vaak niet in zijn geheel voorbij zo’n groep mannen en daardoor breekt het af en toe. Ik doe mijn best om in het voorste deel van onze wedstrijd te blijven, maar dat lukt niet altijd. Ik snok een gaatje dicht en voel dat ik sterk ben vandaag. Ik sluit weer aan en schuif op. Na verloop van tijd rapen we steeds meer mannen op die daadwerkelijk blijven plakken, wat opnieuw zorgt voor onrust in ons peloton. Als ik achter enkele mannen terechtkom, die het aanhaken opgeven, zit ik opeens op een gat dat wat meer werk gaat kosten om nog te dichten.
Als ik aan de klus begin, kom ik in een groep van vier vrouwen terecht die redelijk samenwerkt om kop over kop terug te rijden naar de nog in het zicht rijdende groep vrouwen voor ons. Eén van de dames vindt het nodig om in slecht Engels voortdurend keihard te schreeuwen. Ik kan haar niet verstaan en denk dat ze tegen ons aan het commanderen is over overnemen en samenwerken, maar na enige tijd wordt me duidelijk dat ze naar het publiek schreeuwt om te waarschuwen dat we eraan komen. Ik vind haar dusdanig vervelend, dat ik besluit dat ik niet meer bij haar in de buurt wil fietsen. Er schieten wat scenario’s om van haar af te komen door mijn hoofd, maar als ik dat reglementair voor elkaar wil krijgen, zijn er twee opties; me uit deze groep laten zakken of zelf het gat dicht gaan rijden. Ik kies voor het laatste en op één van de vele hellingen zet ik aan. Hatsa! Ik geniet van hoe sterk ik me voel en snok solo het gat dicht. Ik haak even aan het laatste wiel om uit te hijgen. Wanneer ik uiteindelijk langzaam naar voren schuif, zie ik dat ik daadwerkelijk terug ben bij de kop van mijn wedstrijdvak. Woah! Dit gaat goed! Nu er niet zoveel onrust meer is van achterblijvers is het voor mij prima te doen in dit pelotonnetje. Ik neem zelfs tijd om rustig te eten en te drinken. “Inge, blijf bij deze groep tot de finale en dan maar zien wat nog lukt,” zo luidt mijn strategie van dat moment.

Vlak voor we de start passeren, voel ik ineens dat ik de groep niet meer kan bijhouden. Mijn benen lijken nog prima te werken, maar ik ga simpelweg niet hard genoeg om deze groep te kunnen volgen. Met nu toch een gevoel van teleurstelling moet ik lijdzaam toezien dat er wederom een gaatje ontstaat. Met twee Scandinavische dames die ik voor me hetzelfde zie overkomen, vorm ik een achtervolgend groepje. En dan als ik door een kuil ga, voel ik het: ik zit op mijn velg. Ik blader op mijn garmin naar de bandendruk. Ja, geen twijfel mogelijk. Mijn achterband staat op 0,6 bar. Ik had liever een andere situatie gehad dan juist dit WK om mijn nieuwe Zipp AXS Wheel Sensor nuttig te gebruiken, maar het blijkt een handig hulpmiddel vandaag. Ik zie in een haakse bocht wat ruimte om te staan en ik gebaar naar de Zweedse in mijn wiel dat ik ga stoppen. Als ik stilsta, blijk ik bij een groepje landgenoten gestopt, waarvan er eentje onmiddellijk aan komt rennen met een fietspomp. “Lek?” “Geen idee,” roep ik. “Ik zie nergens sealant. Doe er maar een bar of twee in, ik zie wel verder.” Het is een supersnelle pitstop, maar ik ben wel mijn kleine groepje kwijt.
Weer op druk voel ik meteen dat de leegloper de reden is geweest van mijn lossen. Het gaat significant vlotter dan zojuist en ik heb de Noord-Europese dames in korte tijd weer opgeraapt. Ik dender vervolgens in tijdritmodus door, want ik zie op mijn scherm dat dit feest van beperkte duur gaat zijn. De druk in mijn achterband daalt langzaam, maar gestaag. Vlak voor het laatste steile klimmetje in het finaledeel zit ik weer op 0,8 bar. Voor de tweede keer stap ik af om te pompen. Dit keer gebruik ik mijn eigen ‘Turblo’ van Dynamic Bike Care, maar ook nu verleent het aanwezige publiek assistentie, deze keer door mijn fiets vast te houden en het ventiel open te draaien.

Met opnieuw de juiste druk in de achterband knal ik die klim op, om nog zoveel mogelijk goed te maken. Daarna is het vooral afdalen naar Maastricht, nog wat urban gravel en tot slot een prachtige finalestrook ‘De Groene Loper’ naar de finish. Mijn hoofd wil nog steeds een zo goed mogelijke uitslag en ik verbaas me over hoe snel ik nu schakel naar ‘het is wat het is, haal eruit wat erin zit’. Ik besluit dat het plaatsen van een binnenband weliswaar mijn probleem zal oplossen, maar in verhouding tot de af te leggen afstand (een kilometer of tien?) te veel tijd gaat kosten. In plaats daarvan ga ik voor ‘gas erop totdat ie gaat piepen’. Dat zal zijn bij 0,6 bar. Het is niet wat je wilt op je WK, maar stiekem is het wel een leuk spelletje. Nauwlettend hou ik de druk in de gaten. Als ik bij enkele rugnummers van mijn eigen categorie terechtkom, maak ik er met dat groepje zelfs zo goed en kwaad als het gaat nog een finale van. Ik verontschuldig me naar de dames die mijn wiel pakken: “Sorry, please do your own cornering. I have a flat rear tire.” Bochten zijn inderdaad een soort ski-ervaring aan het worden, maar ik werk mezelf erdoor. De 0,6 bar komt ongeveer even snel naderbij als de finish. Wedstrijd-tactisch niet op het meest ideale moment, maar gedreven door de dalende druk die inmiddels op het standje ‘critical pressure’ is gesprongen, zet ik op ‘De Groene Loper’ het gas zover mogelijk open. De dame voor me pak ik niet meer, van achteren komt me zelfs nog een dame voorbij, maar ik ben er. Finish!

Wat een ervaring was dit! Al met al was het ontzettend genieten onder het afzien. Al die aanmoedigingen onderweg, gewoon omdat ik in het Oranje rondrijd. Ik krijg zelfs ergens een bidon aangereikt door iemand in KNWU-kleding. Maar ik heb ook zo vaak mijn naam gehoord, echt heel tof. En dan die onbekenden onderweg, die me hebben geholpen bij mijn leegloper. Maar vooral het sterke gevoel in zowel mijn lijf als mijn hoofd. Dit was echt een van mijn beste races ooit. Als Karst me opvangt bij de finish en me bijpraat over de livestats, dringt het tot me door hoe goed het eigenlijk ging. “Je lag heel lang bij de eerste twintig van je startvak. Echt supergoed! En ineens lag je veertigste ofzo. Ik denk dat je nu al met al ongeveer twintigste bent van je categorie.” “Echt?” reageer ik op dat laatste. Dat verbaast mij, aangezien voor mijn gevoel in die paar minuten pompen hordes rensters me zijn gepasseerd. Inderdaad ben ik uiteindelijk 22ste in mijn categorie, keurig “linkerrijtje” en 38ste van alle vrouwen uit mijn startvak. Het beetje teleurstelling over ‘wat als’ krijgt weinig ruimte, want een euforisch gevoel over hoe ik gereden heb en eruit gehaald heb wat mogelijk was, overheerst. Hiermee kan ik tevreden terug naar de Achterhoek. En naar mijn ouders.
©️ ingefietst

