De zin van onzin

Om vijf uur in de ochtend denk ik daar niet over na. Als mijn wekker gaat, sta ik direct op en zorg ik dat ik een stevig ontbijt en een bak koffie binnenkrijg. Ik regel de laatste zaken, gris nog een geel hesje van de kapstok en om klokslag zes uur sta ik met mijn CruX in de waterig koude buitenlucht, waar ik constateer dat mijn mobiel afgelopen nacht niet is bijgeladen. Meteen kan ik het nieuwe tasje aan mijn stuur benutten, met daarin een stevige powerbank. Mijn Garmin820, de lampen en mijn iPhone hebben allemaal andere aansluitingen, maar ik heb netjes alle benodigde kabeltjes mee en niet veel later ligt mijn mobiel in de stuurtas aan het infuus. Even na zessen ben ik dan toch op weg. Ik ga dit gewoon doen. Ik ga met mijn crosser 240 kilometer afleggen over voornamelijk onverharde wegen en paden door de Achterhoek. Vandaag, op deze 28ste december. Dus ik start en eindig in het donker. Waarom? Ik wil afrekenen met 2020. Genoegdoening voor al die leuke fietsdingen, die niet door mochten gaan, al die gezellige toertochten, mooie fietsreizen en uitdagende wedstrijden. Vandaag de ultieme #ridesolo, urenlang met slechts mezelf en mijn CruX, ver weg van covid-19 en andere sores, genieten van vrijheid, van buiten, van fietsen, van het landschap. Gaan!

Ik ben de straat nog niet uit als ik even moet stoppen. Het scherm van mijn Garmin staat op ‘blijft aan’ zodat ik de route goed kan volgen, maar de schermverlichting schijnt dusdanig fel in mijn ogen dat ik de weg die de Lezyne koplamp voor me verlicht, nauwelijks kan zien. Met deze Roeckl handschoenen kan ik blijkbaar niet voldoende invloed uitoefenen op de touchscreen van de Garmin om dit al fietsend te corrigeren. Stilstaand is dit echter snel geregeld. Alles bij elkaar heb ik over de eerste kilometer van vandaag zo’n twintig minuten gedaan, maar nu ben ik dan toch echt vertrokken!

Het is lekker fietsen. Donker, maar heerlijk fris, niet veel wind en er valt geen neerslag. Ik geniet van de rust in de nog slapende wereld. Ik heb de route voor deze eerste uren in de duisternis dusdanig aangepast dat ik, voor zover ik weet, niet door natuurgebieden kom die voor zonsopgang verboden terrein zijn. Er zitten wel onverharde stukken in, maar dat zijn voor mij bekende stroken en geen technisch ingewikkelde zaken. Dat valt echter al snel een beetje tegen. Storm Bella heeft gisteren stevig huisgehouden. De kletsnatte donkere wegen liggen vol met afgebroken takken. Op het eerste zandpad stuur ik om een flinke tak en een aantal grote plassen. Ik schakel het tempo omlaag en de lichtbundel van mijn koplamp een standje hoger. Goed concentreren, geen stomme dingen doen zo in mijn uppie in de duisternis.

Ik moet even zoeken als mijn Garmin een lijntje naar rechts tekent, maar er zich daar vrijwel aaneengesloten struikgewas lijkt te bevinden. Ik fiets een paar keer heen en weer en probeer met mijn koplamp een weg te ontwaren. Die is er niet. Wel een slootkant. Ik twijfel. Had ik zo mijn best gedaan om in het donker dit soort gedoe te vermijden, sta ik nu toch naar een sloot te koekeloeren. Er ligt stro en het ziet eruit alsof het onderdeel is van een wandelroute. Ik zoom wat uit op de Garmin, maar er is niet echt een alternatief zonder heel ver om te fietsen. Hoe erg kan het zijn? Ik neem een besluit en stuur het talud af. Gaan dan maar!

Het eerste stuk is hobbelig, maar goed te doen. Al snel ben ik wel blij dat ik niet op de Tracers, maar op de Grifo’s van huis ben gegaan, aangezien het behoorlijk glibberig begint te worden. Een klein stukje verder ligt de slootkant wat schuin en ik merk dat ik mijn best moet doen om niet naar rechts het water in te glijden. Dit is toch best spannend, zeker in het donker. Nu een nat pak halen, betekent einde avontuur. De schuine kant wordt drassiger. Door de duisternis is het lastig om een begaanbaar spoor te zoeken, dus ik doe daar maar geen moeite voor en probeer de gang er gewoon zoveel mogelijk in te houden. De sloot en de slootkant vormen meer en meer één geheel, tot ik slechts aan verdronken grassprieten, die nog met met een puntje door het wateroppervlak steken, kan zien waar ik misschien kan fietsen. Als de sloot een bocht naar links maakt zie ik alleen nog maar een glanzend wateroppervlak. Ik raak nu toch een beetje in paniek. Ik fiets inmiddels door zoveel centimeters water dat ik ondanks de overschoenen zeiknatte voeten heb. Links van me ligt een akker, waar ook veel water ligt, maar waar ik wat minder hoef te vrezen dat ik opeens met fiets en al meer dan een meter lager terecht ga komen. Ik kies voor het ondergelopen bouwland. Ik blijk op dat moment op de helft van deze ellende en in omgekeerde volgorde trekken de variaties weer aan me voorbij. Spiegelend water, puntjes van sprietjes, schuine modderkant, stro. En dan sta ik op de grote weg.

Langzaam wordt het lichter en mijn wereld wordt groter. Ik zie opeens dat de omgeving waarin ik me bevind zich aan me openbaart. Weiden, een zandpad, het typische coulissenlandschap. Ik vind dit een van de mooiste momenten van de tocht. Het wordt nu voorlopig alleen maar lichter en het voelt of alles beter wordt. Ik knip mijn koplamp uit.

Mijn voeten zijn nog niet helemaal opgedroogd en koud. Ik moet plassen. Alweer. Ik stop maar even om dat te gaan regelen. Ik zie op mijn Garmin dat het inmiddels bijna half 9 is en dat ik iets meer dan 40 kilometer heb afgelegd. Dat schiet nog niet heel erg op. Nog bijna 200 kilometer te gaan. Heel even lijkt dat veel te ver, maar het nieuwe daglicht laat deze gedachte snel verdwijnen. Nu ik mijn handschoenen toch uit heb, stop ik maar gelijk iets te eten in mijn mond. Ik pruts intussen de koplamp aan de oplader voor het laatste deel van de tocht en stuur een bericht naar huis dat het goed gaat. Micropauzes. Ik zal er zo zes hebben vandaag. Horeca zit dicht. In het laatste deel van mijn route zijn er wel wat zaken die ‘on the go’ iets aanbieden en ook bij tankstations had ik kunnen stoppen, maar dat doe ik nergens. Ik wil niet teveel afkoelen. Zoveel mogelijk in beweging blijven. Bovendien heb ik niet veel nodig. Ik eet tijdens deze 240 kilometer twee keer een Nakd reepje, twee keer een stroopwafel, een banaan en een SiS-gel met cafeïne. Aan mijn fiets heb ik twee bidons met sportdrank en op mijn rug de Camelbak met water. Die Camelbak heb ik mee om mezelf aan te moedigen beter te drinken op een dergelijke koude fietstocht. Daar heb ik na ongeveer 100 kilometer spijt van, als ik mijn schouders begin te voelen en ik moet constateren dat de waterzak niet het gewenste effect heeft. Ik heb tegen die tijd nog steeds pas enkele slokken gedronken.

Toch gaat het prima. Mijn benen voelen goed. Ik vermaak me uitstekend. De route is mooi en afwisselend. Er is modder, soms diepe drek, glibberige bospaden, vol water gezogen zandstroken, drogere kerkenpaden met gravel, onverharde paden met grote plassen. Zo nu en dan is er een stukje verhard met klinkers, keien, betonplaten en sporadisch een stukje asfalt. Ik fiets door bossen en bosjes, langs hei en weilanden, bij boeren over het erf en langs kastelen, over karresporen en stukjes mountainbikeroute. En ja, ik tuin er bij daglicht voor een tweede keer in: een ondergelopen waterkant. Ik moet een meter of twee met mijn fiets op de nek bijna loodrecht omhoog klauteren om het aan mijn rechterzijde gelegen akkerland te bereiken als ik wederom in de situatie ben beland dat water de volledige waterkant heeft geannexeerd. Eenmaal bovengekomen is er rechts tamelijk onbefietsbaar akkerland met diepe in de klei getrokken voren en links ligt twee meter lager die tot rivier gepromoveerde sloot. Daartussen is er een enigszins berijdbare strook van nog geen halve meter breed. Het ziet er spannend uit. Ik zie aan een spoor in de modder dat iemand me is voorgegaan en ik waag het erop. Het voelt als langs het hek van ‘Veld 9’ bij een CX-training. Ver vooruit kijken, naar het eindpunt, vooral niet naar opzij en zéker niet naar links. Het lukt! Wel inmiddels alwéér natte voeten.

Het is koud, maar soms komt de zon even door. Mijn handen en mijn voeten lijken elkaar af te lossen. Gedurende de gehele tocht zijn óf mijn handen óf mijn voeten ongemakkelijk koud, maar nooit tegelijkertijd. Ergens beslis ik dat ik op de fiets koude voeten prefereer boven koude handen, maar ik heb er op dat moment niet veel invloed op. De dikkere Endura handschoenen liggen thuis op het aanrecht. Het gele hesje, dat ik had meegepakt voor de stukken in het donker houd ik gemakshalve de hele dag als een soort extra windhesje aan. Mijn romp, armen en benen hebben het nergens serieus koud, als ik maar blijf trappen. Mijn gezicht bescherm ik af en toe tegen de schrale wind door mijn buf een stukje hoger te trekken. Voor het geval de temperatuur toch stiekem onder het vriespunt zakt of voor als het gaat regenen, heb ik een regenjas in mijn stuurtas. Maar die jas heb ik de hele rit niet nodig. Ik zoek naar een plekje waar het windstil en zonnig is om even te stoppen, de Garmin aan de powerbank te koppelen en rustig mijn stroopwafel op te eten. Het is nu half drie en ik ben de 170 km voorbij.

Het zal niet lang meer duren voor het weer donker wordt. Ik zie er een klein beetje tegenop. Ik hoop dat ik in de schemer weer op bekend terrein ben, maar de route kronkelt nu nog via Almen terug naar Ruurlo. Hier en daar herken ik wel stukken waar ik ooit heb gefietst, maar pas vanaf Zelhem zal ik echt de weg weer weten. Ik vermaak me nog steeds prima. Soms kom ik andere recreanten tegen onderweg en meestal wordt er vriendelijk gegroet. Als ik in een bos over een boomstam moet, word ik aangemoedigd door een daar wandelend echtpaar. Ik heb het vooral gezellig onderweg. Eigenlijk heb ik maar met één meneer op een uiterst smal fietspad een wat vervelende confrontatie. Ik ga rechts door de berm als hij me tegemoet rijdt, terwijl hij midden op het smalle pad blijft rijden. “Bedankt hè,” roept man als ik passeer. Ik ben te moe om het ironische ondertoontje te horen en zeg: “Geen probleem, alstublieft.” Pas dan dringt de bijklank tot me door en ik vraag me af wat die man nu gewild had dat ik had gedaan. Afstappen en in de berm wachten tot hij midden op het pad gepasseerd was? Waarom ging hij niet, zoals iedere andere tegenligger op dat fietspaadje, gewoon zo uiterst mogelijk naar rechts? Dan kan je elkaar prima passeren. Hij zal nu wel vloeken op ‘die kutwielrenners’ terwijl ik echt mijn best had gedaan om hem ruimte te geven. Hoe je een fantastische dag op de fiets kunt hebben en dan kunt blijven hangen in één beetje vervelend dingetje.

Het begint te schemeren en ik heb de verlichting weer nodig. Mijn achterlicht is leeg, want die ben ik vergeten uit te zetten, maar ik heb nog een los achterlichtje dat ik aan mijn Camelbak bevestig. De koplamp is weer opgeladen en die knip ik aan. Ik probeer bij deze invallende duisternis ergens om een plas heen te sturen, maar zie niet dat de waterkant een boomwortel bevat, die me onverbiddelijk de bosjes in lanceert. Mijn hartslag schiet omhoog als ik netjes op mijn wielen, maar wel tussen takken, boomstobben, wortels en stammetjes land. Ik heb een behoorlijke vaart en ik maak bliksemsnel heel veel microbeslissingen, waardoor ik met de adrenaline achter mijn oren en mijn hart in mijn keel heel precies stuur en met een flinke dosis geluk weer op het pad uitkom. Zo. Ik ben weer helemaal bij de les. De volgende plas ga ik niet meer ontwijken. In het donker is er dwars doorheen een beter plan.

Ik bereik Zelhem en doordat ik nu de weg weer ken, voelt het of ik al bijna thuis ben. Toch is het nog een stukje geconcentreerd fietsen in het donker. Focus! Het gaat goed. Ik heb al sinds Almen de wind voornamelijk tegen, maar door de vele stukken met beschutting en het feit dat het niet serieus hard waait, vind ik het goed te doen. Mijn benen voelen nog steeds prima. Ik stel me voor dat als ik nu nog 100 km zou moeten, dat ook gewoon zou kunnen. Ik geniet van de laatste kilometers van deze tocht in de frisse avondlucht. Toch is het mooi geweest als ik thuis de inrit opstuur. De Camelbak wil ik afdoen. Mijn bovenrug en nek doen zeer. En iets warms te eten is nu misschien ook wel lekker. En douchen. Maar eerst ontdoe ik de CruX van de ergste modder. Dit is wat mij betreft een prima fiets gebleken voor deze mooie tocht. Het was een best stuk trappen. Uiteindelijk ben ik ruim 11 uur onderweg geweest, waarvan 10 uur en 18 minuten daadwerkelijk op de fiets. Onzin? Voor mij is dit een hele zinnige besteding van deze vakantiedag geweest. Eindelijk weer eens een ‘evenement’ dat doorging! Ik heb de hele dag genoten van het landschap, van fietsen, van buiten, van vrijheid.

En dit coronajaar 2020? Waardig afgesloten. Klaar mee.

© ingefietst.nl

Na 113 kilometer zag mijn CruX er zo uit.

De gereden route is ontleend aan ‘Outdoor Achterhoek’ waar onder ‘gravelbiken’ verschillende routes kunnen worden gevonden. Ik heb de driedaagse gravelbikepacktour gereden van 243 kilometer, waarbij ik het begin en eind een beetje heb verlegd, zodat de route bij mij thuis zou beginnen en eindigen en de stukken in het donker niet door afgesloten natuurgebieden zouden gaan. De beschreven ondergelopen slootkant in het donker zat derhalve niet in de oorspronkelijke route, maar was een gevolg van mijn eigen wijzigingen met behulp van komoot. De tweede beschreven ondergelopen waterkant maakte wel deel uit van het oorspronkelijke gpx-bestand.

2 reacties Voeg uw reactie toe

  1. Joost schreef:

    Leuk artikel! En puike prestatie, zeker in deze tijd van het jaar.

    Like

  2. bram schreef:

    Leuk geschreven! Ik kan mij goed voorstellen hoe je je moet hebben gevoeld die dag, zoveel vrijheid. maar toch jammer dat ALLES dit jaar alleen moet.
    Het lijkt mij wel leuk als alles weer ‘normaal’ is om dan 1 evenement zoals deze alleen te doen.
    Vriendelijke groet.

    Geliked door 1 persoon

Ik nodig je uit om te reageren:

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s