Eindelijk! Na bijna een jaar geen crosswedstrijden mag ik weer: de Kleebergcross in Mechelen. Over de feiten dat Mechelen meer dan twee uur autorijden is, dat het meteen een nationale cross is en dat dit eerste weekend van september valt na de hectische opstart van het nieuwe schooljaar maak ik me nog niet druk, als ik met veel goesting mijn auto inpak: cross is aan! Als ik ruim op tijd in Mechelen ben, de zon doorbreekt, parkeren niet ingewikkeld blijkt, ik zonder problemen mijn startnummer organiseer en intussen veel leuke oude bekenden tegenkom, heb ik er nog steeds superveel zin in. Ik begin wel een beetje spanning te voelen, maar dat vind ik niet zo erg.
Als ik tussen de wedstrijden door het parcours een rondje mag verkennen, word ik daar wel wat onzeker van. Ondanks het droge weer van de laatste tijd en terwijl de zomerzon ook nu hoog aan de hemel staat, blijkt het parcours behalve de aangekondigde ‘wet-zone’ waarbij over een beekje gesprongen moet worden, verrassend veel modderstukken te bevatten. Een glibberig deel langs een voetbalveld kan ik hebben, maar als er bij een bosje een heuveltje opgeklauterd en afgegeleden moet worden, zoek ik even naar wat voorbeelden door te kijken wat anderen doen. Dat helpt niet. Van drie jongens die ook oefenen probeert de eerste het fietsend, maar hij gaat over de kop het bos in. Een tweede probeert aan de linkerkant op zijn voeten al glijdend beneden te komen. Hij zit al echter gauw op zijn achterwerk en komt onderaan in de knoop met zijn fiets tot stilstand. Ik volg tenslotte het voorbeeld van nummer drie, die aan de rechterzijde op zijn voeten glijdend beneden weet te komen. Daarna moet het direct weer naar rechts omhoog een modderhelling op. Zelf als ik mijn voeten in de door de vorige wedstrijden gevormde traptreden plaats, valt het tegen om dat een beetje soepel voor elkaar te krijgen. De aangekondigde ‘schuine kant’ blijkt door een diep modderspoor tamelijk moeilijk. Deze verkenning is niet goed voor mijn mindset. Ook al zijn de trappen niet lastig, lukt het me om de zandstrook helemaal te fietsen en weet ik een langere helling met een bocht fietsend boven te komen, terwijl om me heen diverse renners moeten lopen, krijg ik het niet voor elkaar deze opstekers op waarde te schatten.
Ik heb geluk bij het loten en mag op de tweede rij aanschuiven bij de start. Ik realiseer me op dat moment dat ik behalve van een plattegrondje eigenlijk niet goed weet hoe de start loopt, aangezien er tussen de wedstrijden door voor mij geen gelegenheid meer was geweest om dat deel ook nog even te fietsen. In plaats van me te focussen op wat ik zo meteen te doen heb, maak ik me inmiddels over van alles druk en is mijn heerlijke gevoel van ‘ik heb er zin in’ volledig verdwenen. Als eindelijk het startschol klinkt, merk ik dat ik eigenlijk niet van mijn plek kom. Mijn benen voelen niet slecht, maar ik kan simpelweg niet accelereren , waardoor ik als een van de laatsten het veld indraai. Wat een suf begin. Daarna gaat alles mis. Ik deal slecht met de gebruikelijke opstoppingen en maak zelf heel veel fouten. Ik erger me aan het feit dat ik opeens niet meer lijk te weten hoe ik vlotjes kan afstappen, hoe ik mijn fiets moet tillen en hoe ik vervolgens weer op mijn fiets kom. Deze vaardigheden heb ik in de eerste ronde echter erg veel nodig. Blijkbaar kan je dat heel veel oefenen, maar gaat het bij mij met mijn hartslag op maximaal en mijn hoofd in de verkeerde stand gewoon niet. Ik erger me mateloos aan de kleilaag onder mijn schoenen die zowel inklikken als uitklikken bemoeilijkt. De eerste nieuweling-meisjes die een half minuutje na ons zijn vertrokken racen me voorbij en ik doe het allemaal; klungelen, hannesen, klooien en prutsen. Wat doe ik hier? Hoezo is dit leuk?
Vlak voor een van de trappen hoor ik achter me een barse mannenstem roepen: “Kom op zeg! Je moet echt beter! Je ligt verdorie laatste!” Terwijl ik me afvraag of bij mij een dergelijke aanmoediging van mijn vader me op die leeftijd juist wel of juist niet enthousiast zou hebben gemaakt voor deze sport, hijgt het meisje me boven aan de trap voorbij. Op datzelfde moment dringt tot me door dat ik de taak van “laatste” nu van haar overneem. “Iemand moet het doen, de laatste zijn. Mijn vader wordt er niet zo boos van als de jouwe. Ik doe dat wel,” zegt mijn hoofd. Die berusting kantelt mijn wedstrijd. Wat maakt het allemaal ook uit? Ik heb ruim twee uur in de auto gezeten om hier een paar rondjes te mogen knallen. Daar heb ik er nu eentje volledig van verprutst. Ik ga nu maar gewoon trainen: netjes die trapjes doen, enthousiast door de modder trappen, zandstrook zover mogelijk netjes fietsen, schuin kantje maar eens een andere strategie proberen. Nog lang niet alles lukt, maar het gaat aanzienlijk beter. Ik begin zelfs rensters terug in te halen. Dat zijn louter nieuweling-meisjes en vrouwen met een blessure of panne, maar dat maakt me niet uit. Ik kan ein-de-lijk genieten van hetgeen waarvoor ik was gekomen: crossen!
Uiteindelijk mag ik vier ronden racen. Ik baal verschrikkelijk van het feit dat ik in diverse opzichten niet uit de startblokken kwam vandaag, maar vlak na de finish overheerst het gevoel dat ik het toch maar weer gedaan heb. Ik heb genoten van de sfeer, de leuke mensen van het crosswereldje en uitendelijk ook van het parcours en de wedstrijd. Ik heb direct weer zin in de volgende koers. Cross is áán!
In de autorit naar huis heb ik echter veel te veel tijd om na te denken en komt het slechte gevoel al snel weer terug. Ik had totaal geen focus vandaag. Natuurlijk: lange autorit, superdrukke werkweek, maar als ik zo waardeloos ga rondrijden, heb ik er simpelweg niks te zoeken, hoe leuk ik het crossen ook vind. Misschien alleen regionaal en niet meer nationaal doen? Of maar gewoon helemaal niet meer doen? Het krijgen van een tof berichtje en een paar leuke foto’s van de koers halen me een beetje uit mijn gepieker. Als ik bij mijn strava-upload “Kleebergcross | 29e” door mezelf voorzien van een kort stukje kritiek op mijn eigen rijden als eerste opmerking “Punten!” lees kan ik daar wel om lachen. Daarna lees ik van mijn fietsmaatje de beschrijving bij haar strava van deze Kleebergcross: “Superstart! En daarna heb ik mijn positie goed kunnen vasthouden.” Nu lach ik mezelf hardop uit. Ik zou namelijk bij mijn wedstrijd een soortgelijke omschrijving op strava kunnen plaatsen: “Poepstart, als laatste het veld in, maar daarna heb ik mijn postitie uitstekend kunnen vasthouden.”
Ik heb me inmiddels aangemeld voor de nationale wedstrijd in Almelo.
© ingefietst.nl