Het is warm. Gedurende de twintig minuten na de start van de Elite-dames schuifelen we met de hele meute steeds een klein stukje naar voren. Met ruim 70 vrouwen vullen we het allerlaatste startvak en bijna de helft daarvan is mijn age-group 50-54. Voor ons staan de mannen 65+ opgesteld, die net als wij de ‘korte’ route van 93 kilometer zullen gaan afleggen. Daar weer voor bevinden zich alle overige age-group-vrouwen, die vandaag net als de Elite-dames beide lussen bij Pieve de Soligo zullen gaan rijden. Mijn zenuwen heb ik met mijn doelstelling om top tien te gaan rijden ergens buiten dit startvak achtergelaten. Tot dat moment was ik onzeker over allerlei zaken, waar ik nog niet eerder over nagedacht had. De bidonhouder werd vanmorgen nog van de mountainbike van Karst geschroefd en gewisseld met één van de twee Fidlock magneethouders, zodat ik een ‘gewone’ bidon zou kunnen aanpakken met deze warmte. Moest ik de andere wielset met de smallere banden en de beter vastzittende remschijven nog steken, of ging ik toch voor deze met de bredere tracers? En eenmaal met de tracers op het starterrein heb ik nog twee keer iemand met een fietspomp opgezocht om de bandendruk te wijzigen.

Gaan! Ik start redelijk vooraan en schuif tijdens de eerste oplopende gravelstrook nog wat verder op naar voren. Het onverharde dijkje en een paar bochten zorgen op dit startterrein direct al voor wat schermutselingen, maar ik stuur overal goed tussendoor. Er volgt nu een stuk asfalt tot de eerste gravelsecties en ik doe mijn best om vooraan te blijven rijden. Dat lukt wonderwel prima, ook al jagen we met de snelheid van een kermiskoers. De eerste stroken! Ondanks dat ik tamelijk vooraan rijd, bevind ik mij plotseling in een soort eclectische wolk van stof, rondvliegend puin, geschreeuw, stuiterende bidons en krakend materiaal. Het is onmogelijk om putten te ontwijken, want die zijn niet te zien. Valpartijen ontwijken lukt me gelukkig wel. In bijna elke haakse bocht gebeurt wel wat. We rapen blijkbaar nu al achterblijvers op van eerdere startgroepen. Ik verlies wat plekken. Bij de rivierbedding met de grove keien kom ik in de verkeerde rij, waar vlak voor me deelneemsters uitklikken of zelfs gaan lopen. Op de singletracks is het lastig passeren, maar ik probeer het toch, want ik zie hoe een eindje verderop gaten vallen. Geen idee waar ik nu precies zit, maar ik heb de turbo-diesel aan en race met mijn kop in de wind richting de eerste klim van de dag.
Er zijn vier feed-zones op mijn parcours. Met Karst heb ik afgesproken dat hij bij de derde zone, vlak voor het gedeelte met de klimmetjes, met een bidonnetje zal staan. Het wordt voor ons allebei de eerste keer: ik heb nog nooit een bidon aangepakt in een wedstrijd en Karst heeft nog nooit voor verzorger gespeeld. Tot mijn verrassing staat hij ook al in deze eerste post. Het verrast mij ook hoe gemakkelijk ik hem onderscheid in de hectiek. Hij staat daar met twee verschillende bidonnetjes en houdt ze voor me omhoog. Ik heb nog niks nodig, maar ik vind het super om hem zo te zien. “Gaat het goed?” Duimpje. Het gaat nog prima. Dit is dom hard trappen, dat kan ik wel.

De eerste klim ‘Collalto’ verteer ik goed. Ik geniet zelfs van de mooie omgeving en de afdaling van deze klim naar Pieve di Soligo is niet ingewikkeld. Lekker doortuffen. Ik vind nog geen prettig groepje, maar heb wel voortdurend volk om me heen. Dit wordt acuut minder als ik in de stad rechtdoor moet, terwijl de jongere rensters rechtsaf gaan voor hun extra lus. De eerste meters gravel voelt het wat desolaat, maar ik dicht al snel een gaatje tot een groepje dat in eerste instantie wel potentie heeft om mee samen te gaan werken. We pikken ook nog een paar mannen op. Latere studie leert dat een van hen Alain Prost is, de formule-1 coureur. Hij is niet zo van het kopwerk. Net als meer mensen uit die groep, zo blijkt al snel. Uiteindelijk doen alleen een Britse dame uit de categorie 55-59 en ik om beurten het werk. Ik heb een dubbel gevoel. Ik weet dat ik straks vanaf de steile klimmen niet meer meedoe. Ik weet niet wat wijsheid is in deze fase: nu op het vlakke zoveel mogelijk tijd winnen, zodat ik straks wat te verliezen heb of de krachten sparen zodat het verlies minder groot is. Ik krijg geen tijd om dit te overdenken. Blijkbaar geven de Britse en ik zoveel gas op kop, dat we de rest gewoon uit het wiel rijden. “It’s just the two of us!” roep ik tegen de wind in. We overleggen het niet, maar maken er een koppeltijdrit van.
Dit deel van de race zit ik het meest te genieten onder het afzien. De Britse en ik werken super samen. Als zij merkt dat ze sterker is tegen de wind in dan ik, zorgt ze ervoor dat ik het wiel kan houden. Wanneer ik aanmerkelijk sneller over de technische paadjes door het bosje cross, doe ik op mijn beurt hetzelfde. Bij de verkenning leek dit deel eindeloos te duren, maar nu zijn we voor mijn gevoel veel te snel bij de derde feed-zone. “SRAM!!” roep ik naar Karst, om aan te geven welke van de twee bidons ik ga grijpen. Alsof we dit al jaren doen, kegel ik de lege drinkbus in zijn richting en gris ik in één beweging de rood-zwarte bidon uit zijn handen. Dit gebeurt zonder snelheid te minderen, op mijn plaat te gaan of anderen te hinderen. Ik ben kei-trots op ons.

De laatste 20 kilometer gaan beginnen en aan de voet van de eerste steile klim naar het torentje neem ik afscheid van de Britse. Het is harken, laveren en stoempen op het kleinste verzet dat ik heb. De volgende twee klimmen zijn minder idioot steil, maar wel langer. Ik zit in een het-zal-mijn-tijd-wel-duren modus. Het voelt nu niet meer als een gravelrace, maar ik wil dit zonder ziekenhuis uitfietsen. Eigenlijk gaat het naar omstandigheden nog best prima. Ik durf ondanks de vermoeidheid harder te dalen dan bij het verkennen, omdat ik nu weet wat er komt, zelfs al merk ik dat mijn remschijf wederom lostrilt door het ongenadige gestuiter. Ik probeer te genieten van wat nog leuk is: door de riviertjes rijden, het publiek, de mooie omgeving. Vlak voor ‘Collagu’, de bizarre finaleklim, zie ik Karst nog een keer in de laatste feed-zone. Dankbaar neem ik de laatste aanmoedigingen in ontvangst. Er volgt na een bruggetje een leuk stukje mtb-parcours, waarna het meer dan haaks naar rechts gaat bij een kapelletje. De finale.
Net als bij het verkennen moet ik capituleren bij het laatste supersteile stuk gravel. Zelfs lopen voelt zwaar. Aan het publiek merk ik dat de Elite-koers in aantocht is. Die wil ik heel graag achter me houden. Heel even overweeg ik of ik de afdaling nu gewoon zal fietsen, maar het lijkt me beter om geen onnodig risico te nemen. Toch hop ik na de bocht op mijn fiets. Nog 5 kilometer! Ik voel dat de spiertjes boven mijn knieschijven niet meer willen klimmen, maar er moet nog een klein snokje omhoog over grove keien. Het dropje. Stuiteren over de Romeinse weg. En dan ineens achter me: “Potdomme, dat ik jou nu weer voor me heb!” Mountainbikester Diana heeft juist in dit laatste deel van het parcours veel goed kunnen maken en het gat tussen ons gedicht. Ze steekt me voorbij. Ik reageer veel te laat, maar ineens is het weer koers. In een zinloze wilde achtervolging race ik over de smalle paadjes langs het riviertje, achter een rij huizen langs en door een parkje. Ik haal Diana niet meer in, maar beleef nog een paar mooie laatste kilometers in een poging daartoe.

Finish! Gelukt, vóór de Elite-vrouwen binnen en zowel mijn fiets als mezelf heel gehouden. De Britse komt me bedanken, ze is vierde in haar categorie: “Thanks to you!” Karst vangt me op: “Je bent negende, dacht ik.” Heel even wil ik hem geloven, maar ik weet dat het niet kan kloppen. Het is lang onduidelijk, omdat de live-registratie wat in de war lijkt doordat verschillende races en afstanden door elkaar finishen, maar uiteindelijk blijk ik 15e. Leeg-gestreden, stoffig, trots. Het WK Gravel in deze Italiaanse prosecco-regio is al met al een fantastisch avontuur geweest. Op naar een vervolg in België in 2024!
©️ ingefietst.nl

15e op een WK?! Vet! Leuk dat je je belevenissen met ons deelt.
LikeGeliked door 1 persoon