Xonrupt Longemer-Pont à Mousson | 179,0 km 1502 hm
Door het duidelijk hoorbaar langs ons hotel stromende beekje, heb ik het niet gemerkt, maar bij het openen van de gordijnen is me direct duidelijk dat het flink geregend heeft de afgelopen nacht en dat het eigenlijk nog steeds niet helemaal droog is. Dit levert twee ongemakken op. Ik had een set wielerkleding onder de douche uitgespoeld en uit het hotelkamerraam gehangen om te drogen. Dat is tamelijk mislukt. Dit eerste ongemak kan uiteindelijk worden verholpen doordat ik de natte kleding bij Pim in de bus mag leggen en er in mijn tas gelukkig nog genoeg schoon spul aanwezig is om me vandaag aan te kleden. Het tweede ongemak is dat we alweer een natte start zullen hebben. Hier is niks aan te doen. Gelukkig heb ik gisteravond niet al te veel tijd gestoken in het poetsen van mijn fiets.

De eerste kilometers zijn betrekkelijk eenvoudig, aangezien het mooi geleidelijk omlaag loopt. De weg is wel tamelijk druk en nat en ik merk dat mijn benen minder enthousiast zijn over weer een hele dag fietsen dan de afgelopen twee dagen het geval was geweest. Ik moet in dit gemakkelijke stuk moeite doen om de groep bij te houden. Eenmaal aangekomen op een wat lager gelegen gedeelte droogt de boel gelukkig wat op. Het terrein is geaccidenteerd en hier blijkt dat de groep eigenlijk wat te groot is. De onderlinge verschillen zijn zowel heuveltje op als heuveltje af steeds aanleiding tot onrust in de formatie. Ik probeer afleiding te vinden in de gezelligheid, maar dat lukt maar matig. Dat ligt niet aan het gezelschap, maar aan het feit dat de irritatie aan mijn rechterzitbot en in beide liezen nogal overheersend aanwezig is. Dit betreft pijnlijke schuurplekken, die ondanks al het gesmeer met chamois crème toch de kop op beginnen te steken, waarschijnlijk door herhaaldelijk kilometers maken in een nat zeem.
Na de Wielerbuspauze in Bayon wordt de groep nog groter. Er staat een stevige wind van voornamelijk links opzij en het blijkt fijn om in dit wat vlakkere deel te profiteren van elkaars luwte. Volgens de beschrijving rijden we vandaag “een stuk langs de Moezel” en op de een of andere manier heb ik daar vooraf een wat al te geromantiseerde voorstelling van gemaakt. Ik hoop op kabbelend water, veel groen en de beentjes lostrappen bij een vriendelijk zonnetje. In de praktijk is het een tikje industrieel, tamelijk gekanaliseerd, grauw, saai en hard werken.

Als de Côte de Flavigny zich aandient ben ik blij dat we even serieus gaan klimmen. Ik bijt me vast in het achterwiel van Ward, die in een heel prettig klimtempo naar boven tokkelt, waarbij ik net even mijn best moet doen maar niet hoef te forceren. De côte van enkele kilometers heeft geen duidelijke top. Eenmaal op hoogte glooit het nog wat op en neer en na een paar van deze afterburners krijg ik in de gaten dat de hele grote groep van zojuist niet meer bestaat. Achter me is de weg leeg en voor me zit een groepje van een man of zes, dat doortrekt. “Ik zit ongepland mee in de ontsnapping en wacht op instructies van de ploegleider,” zo analyseer ik de ontstane situatie. Ik twijfel, maar moet snel beslissen. Ik kan in mijn remmen knijpen en wachten op de rest van de groep van vanmorgen, maar deze wat actievere fietshouding blijkt een zegen voor mijn pijnlijke drukplekken. Ik zet aan en trek een sprintje naar het laatste wiel van het zestal voor me. Ik zie wel waar het schip strandt.
Het gaat goed. De ongeveer 2 kilometer lange Côte de Sexey aux Forges klim ik netjes in de groep, die uiteindelijk uit twee drietallen blijkt te bestaan. Met André, André en Renger ga ik voor een colastop in Toul, waarvoor we wel even van de route af het stadje in moeten. De volgende dertig, veertig kilometer vechten we met de wind, die krachtig over de ronde toppen blaast. Zo nu en dan hebben we deze wind wat tegen, maar er zijn ook delen waarbij een rugwind ons voortstuwt. Uitrusten is er echter niet bij, want in die gedeelten zie ik mijn Garmin snelheden tussen de 45 en de 50 kilometer per uur aangeven. Ik doe zo nu en dan een poging om een klein stukje kopwerk te doen in onze vierkoppige waaier, maar om eerlijk te zijn ben ik blij dat ik de mannen kan bijhouden. De heuveltjes zetten mijn bovenbenen meer en meer in de fik.

“Een lange maar relatief vlakke rit de Vogezen uit, richting de Lorraine… Zorg in ieder geval voor wat herstel, er komen nog twee pittige dagen aan!” zo luidt de omschrijving van Wielerbus in het routeboek, die me te binnenschiet tijdens een van laatste pijnlijke klimmetjes. Ik voel me een ongehoorzame puber, die niet naar papa heeft geluisterd, maar wat heb ik ervan genoten om even wat meer tempo te kunnen rijden! Misschien komt de rekening in de etappe van morgen of overmorgen, maar dit laatste stuk van vandaag neemt niemand me meer af.
We passeren het dorpje Pont-à-Mousson en blijken nog via een smerig klimmetje enkele kilometers verder richting de snelweg te moeten, waar het Campanile-hotel staat waar we zullen overnachten. Onze navigatie stuurt ons zelfs daadwerkelijk de oprit van de snelweg op. Terwijl anderen netjes terugrijden naar de rotonde neem ik al crossend door een slootje en tussen de struiken door de kortste route naar het terras dat ik al zie liggen, op weg naar een na deze etappe welverdiend biertje in het zonnetje.
Lees verder: etappe 7/8.
© ingefietst.nl
Één reactie Voeg uw reactie toe