Granfondo Milano-Sanremo, een waanzinnige wielerdag

Als om vijf uur de wekker gaat dringt het direct tot me door: het is koers! Al maanden kijk ik er met gemengde gevoelens naar uit en nu is het eindelijk zover: Granfondo Milano-Sanremo. Ik ben gespannen. De eerste pakweg 120 kilometers over de Povlakte zullen in voortrazende pelotons worden afgelegd. Ik ben onzeker of ik wel over de juiste skils beschik om dit vol te kunnen houden. Over het feit dat er daarna een bergpas en nog zo’n 180 kilometer zullen moeten worden overwonnen, maak ik me nu nog niet druk. Dat is voor daarna.

Vanaf het moment dat ik uit het hotelbed stap, heb ik het idee dat het thema ‘blijf bij de groep’ van start gaat. Ondanks mijn zorgvuldige voorbereiding moet er die ochtend nog van alles, dat meer tijd kost dan gepland. Het begint al bij de lange rij bij het extreem langzame koffie-apparaat tijdens het overigens verder prima verzorgde ontbijt en eindigt via een uiterst trage lift om mijn tas op de tiende verdieping nog op te halen bij een toiletbezoek dat niet opschiet, omdat ik ontdek dat ik opeens ongesteld ben. Ik heb wel tampons bij me, maar die zitten nog in mijn tas. Ik moet nog een extra keer heen en weer. Met tassen, bidons en fietsschoenen in mijn hand ren ik uiteindelijk op mijn sokken de parkeerplaats over, waar iedereen al in de Wielerbus zit, die ons stipt om zes uur naar de start zal brengen. Dat begint al lekker.

Het is nog een kleine twintig minuten naar de startlocatie. Het grootste deel van de Wielerbus-deelnemers zal net als ik in het tweede peloton van zo’n 250 renners om tien over zeven van start gaan. We zijn dus ruim op tijd om ons klaar te maken, maar op de een of andere manier duurt het bij mij allemaal veel langer dan ik wil. Mijn voorwiel moet nog in mijn fiets. Er moeten een stuurbordje en een kaderplaatje met chip bevestigd worden met materialen waarvan niet meteen duidelijk is wat waarvoor is bedoeld. Ik twijfel of ik nog een jasje mee moet nemen voor de dreigende regen en ik moet alweer naar de wc. Dat laatste kan gelukkig in een nabijgelegen hotel. Terwijl iedereen inmiddels in het startvak staat, kom ik na het toiletbezoek als allerlaatste bij mijn fiets terug. Alweer haasten. Diana had bij de fiets op me staan wachten en samen nemen we de toeristische route dwars over het grasveld onder de afzetlinten door naar ons startvak. Als we ons bij de groep voegen, horen we hoe het eerste startvak vertrekt.

Eindelijk staan ook Diana en ik in het startvak.

Bij de Maratona was ik ook gespannen, maar zoals ik me nu voel is gewoon belachelijk. Kom op Inge! Je hebt met wedstrijdjes geoefend om op snelheid in een groep te fietsen, zoveel bochten zitten er niet in en de afstand kan je aan. Eindelijk! We mogen weg. Het duurt een straat of twee voor het gas erop gaat, maar dan jakkeren we op wedstrijdsnelheid richting kust. ‘Blijf bij de groep’ is de opdracht voor de komende ruim 120 kilometer. Ik probeer het mezelf zo gemakkelijk mogelijk te maken door steeds naar voren op te schuiven en als het enigszins kan links van de groep tegen de wegas aan te rijden, waar er vrijwel altijd een mogelijkheid is om weg te sturen in geval van nood. We zijn Milaan amper uit of ik moet al om een groepje heen dat tegen het asfalt is geklapt. Behalve ‘Blijf bij de groep’ schakelt er op dat moment ook een andere mantra aan in mijn hoofd: ‘Ik ben vandaag niet aan de beurt.’

Het gaat goed. Schampere blikken op mijn teller leren me dat de kruissnelheid inderdaad boven de veertig per uur ligt, maar in de luwte van de groep vind ik het te doen. Ik ben wel heel druk. Ik ben druk met de bewegingen van andere renners, de vele gaten in de weg, met uit de wind sturen die we schuin tegen hebben, met opschuiven en met reageren op geschreeuw. Zo nu en dan moet er hard geremd worden, omdat de begeleidende motards aangeven dat we moeten stoppen voor een rood verkeerslicht. Vervolgens staan we met het complete peloton stil op een totaal verlaten kruising in een nog slapend dorp. Op een ander moment razen we over een drukke weg, waar tegemoetkomend verkeer ons maar minimaal ruimte geeft. Rotondes zorgen steevast voor een hoop gedoe, maar als we er als peloton regelmatig eentje op een Tour-de-France-manier nemen, merk ik dat ik op een zekere manier van deze gekte zit te genieten. Koers! Wanneer ik enkele keren succesvol aan een valpartij ontsnap door over een gat te springen, via een gravelstrook te rijden en over een vluchtheuveltje te hoppen, voel ik me heel bekwaam. ‘Ik ben vandaag niet aan de beurt!’ Na een uur durf ik een eerste slok uit mijn bidon te nemen.

Alsof me even de gelegenheid was gegund om er in te komen, was de regen zo vriendelijk om te wachten met vallen tot het tweede deel van de Povlakte. De wegen zijn opeens spekglad en bij de eerste rotonde glijden er diverse renners onderuit. Ik kan er net langsheen sturen. ‘Ik ben vandaag niet aan de beurt’, blijf ik voor mezelf herhalen, maar ik begin nu toch af te tellen. Nog een goed uur volhouden dit, dan begint de Passo del Turchino, waar deze waanzin zal stoppen. Ik voel dat het voortdurende focussen meer energie kost dan het fietsen. Ik verlang naar rust in de tent. Zover is het nog niet. Eerst worden we nog op de proef gesteld, wanneer ons peloton wordt ingelopen door de koplopers van de groep die tien minuten na ons is gestart. De pleuris breekt uit met geslinger en gesnok, terwijl op datzelfde moment de hemelsluizen vol opengaan. Gelukkig gaat de weg rechtdoor, maar wel wat vals plat omlaag, waardoor ik, als ik tussen de druppels door een blik op mijn Garmin werp, kan zien dat we aan zestig per uur gaan. Zestig! In een peloton! Ik wil naar Diana, die geen device op haar stuur heeft, roepen welk een waanzin zich afspeelt, als ik me realiseer dat ik haar al een tijdje kwijt ben. Intussen ben ik doorweekt en lopen mijn schoenen vol water.

Als de pauzeplek van de organisatie van deze granfondo aan de voet van de Passo del Turchino zich aandient, knijp ik in de remmen. In alle hectiek is het me op de een of andere manier toch gelukt om netjes anderhalve bidon leeg te maken en ik wil stoppen om te vullen. Ik ontwaar Diana en we besluiten om samen de resterende kilometers te rijden. Op haar telefoon zie ik dat Strava aangeeft dat we deze eerste ruim 120 kilometer in een uurtje of drie hebben afgelegd. Ik overweeg even om op mijn Garmin op ‘stop’ en ‘opslaan’ te klikken. Zo snel heb ik nog nooit een dergelijke afstand weggetrapt. Aan de andere kant zullen we ook bijna 300 kilometer gaan klokken vandaag. Het rondje IJsselmeer was tot vandaag mijn langste rit ooit, dus ik hervat de opname. We gaan vandaag een mooi lijntje op de kaart tekenen van Milaan naar San Remo!

Via Grinta! ontdekte ik deze foto bij een verslag van een andere Wielerbus-deelnemer, waarop Diana en ik in actie te zien zijn op de Passo del Turchino.

De Passo del Turchino is heerlijk. De klim is nergens steil. Het is opgehouden met regenen, maar nog wel prettig vochtig. De weg is verkeersluw en de massa fietsers valt uiteen in kleine groepjes. Rust. Samen met Diana zoek ik een nieuw ritme en al snel is de Wielerbus-synergie tussen ons gevonden. Bijzonder vandaag is dat ik nu eens de kartrekker ben bij het klimmen en Diana de beste tegenwind-benen blijkt te hebben, maar het vult elkaar weer prima aan. Sneller dan ik verwacht zijn we bij het tunneltje dat het einde van de beklimming aankondigt. Aan de andere kant van de pas blijkt het droog en zonnig. De afdaling is mooi, maar vergt wel concentratie. En dan is daar opeens de zee!

Ik realiseer me dat ik over dit tweede deel van deze granfondo nog niet echt heb nagedacht. Ik weet dat we voornamelijk de kustweg gaan volgen, die bekendstaat als de bloemenrivièra. Ik weet ook dat er nog een paar klimmetjes komen, waaronder de drie beroemde Capo’s: de Mele, de Cervo en de Berta. Daarna volgen nog de Cipressa en de Poggio. Ik heb echter geen idee wanneer precies. Ook de pauze van Wielerbus blijkt op bijna 200 kilometer niet waar ik hem had verwacht, maar geeft ons wel de mogelijkheid om even bij te tanken. Behalve wat ik zelf aan etenswaar in een tasje in de bus had achtergelaten is er ook van Wielerbus een ruim aanbod. Inmiddels heeft de zon me opgedroogd, maar ik had best graag bij mijn tas in de andere Wielerbus gewild, die inmiddels naar ons hotel in San Remo was doorgereden, om droge sokken aan te doen. In alle consternatie vanmorgen toch niet goed over nagedacht.

Met de kustweg heb ik al vrij snel een haat-liefde-relatie. Het uitzicht met voortdurend aan de linkerkant zee is prachtig. Als we ons niet in een dorpje bevinden is het tamelijk lekker doorfietsen op redelijk wegdek, vergezeld van een stevige wind die door de grillige loop van deze weg van nu eens voor, dan achter, dan weer opzij tegen onze fietsen waait. De meeste kilometers rijden Diana en ik samen, maar zo nu en dan blijft een groepje voornamelijk Italianen een tijdje in onze wielen plakken. Van de vele badplaatsen heb ik al vrij snel genoeg, maar tussen de voet van de Turchino en San Remo zullen we er voor mijn gevoel ontelbaar veel moeten passeren. Een herhalend patroon van zebrapaden, achteloos overstekende badgasten, druk verkeer, files door de centra, obstakels en verkeerslichten, terwijl er geen motoragenten meer zijn die ons begeleiden. We zien hoe renners met kaderplaatjes zich op jacht naar een mooie eindtijd blindelings door rood rijdend in het drukke toeristenverkeer storten, terwijl vakantiegangers op slippers doodgemoedereerd en niet op de hoogte van deze missie van en naar het strand bewegen. De Turchino knipt de granfondo van Milaan naar San Remo in twee stukken van zeer verschillende, maar even grote waanzin.

Diana en ik laten ons niet gek maken. Waar het kan trappen we lekker door en we verbazen ons erover hoe goed dat na zoveel kilometer nog gaat. De klimmetjes voelen inmiddels wel wat zwaarder, maar ik ervaar de Cipressa en de de Poggio als een verademing. Deze heuveltjes draaien van de kustweg af en ik geniet van de rust die dat met zich meebrengt. Het is wel gevoelig warmer in het heuvellandschap, maar San Remo is nu niet ver meer. Op de top van de Poggio weten we dat we het gewoon ruim binnen de tijdslimiet gaan halen, mits we nog even netjes afdalen. Dit vergt nog wat concentratie, want de afdaling is gevaarlijk. We moeten even inhouden voor een ambulance, die een gevallen renner verzorgt. Focus tot de laatste meter! Dat wordt ons nog knap lastig gemaakt, wanneer in San Remo een waar verkeersinfarct gaande blijkt. Bij de laatste bocht staat opeens iemand met een vlag voorrang te organiseren voor renners en dan is de finish te zien. Ik pers er nog een eindsprintje uit en dan zit het erop. Milaan-San Remo, een van de vijf monumenten, ik heb hem gedáán! En hoe: bijna 300 kilometer met 32 gemiddeld zal ik niet snel ergens anders op de klok zetten.

De Wielerbus staat geparkeerd aan de boulevard. De fietsen kunnen meteen in de aanhanger. Vanaf de bus is het nog een klein stukje te voet naar het hotel, waar we eerst heerlijk een nacht kunnen slapen, voor we met de bus weer naar Nederland gaan. Opnieuw struikel ik over het feit dat ik in de ochtend niet goed over mijn tassen heb nagedacht. De andere bus heeft de spullen al keurig in het hotel afgeleverd, inclusief mijn schoenen. Om mijn schoenplaatjes te sparen, trek ik mijn fietsschoenen uit. Zoals ik vanmorgen in Milaan op de parkeerplaats de dag op mijn sokken begon, loop ik nu op mijn sokken over het bekende rood-witte straatwerk van de boulevard in San Remo, bijna 300 fietskilometers verder. Wat een idiote granfondo was dit, maar wat een waanzinnige wielerbelevenis.

©️ ingefietst.nl

Het verslag van Diana van deze rit lees je hier.