Heel even kijkt hij me vragend aan, maar dan realiseert hij zich dat het signaal dat hij op zijn iPad ontvangt afkomstig is van de magnetische bidonhouder van Fidlock. Nee, er zit geen motortje in mijn CruX, maar als er een cyclocross-parcours is waar dat zou kunnen helpen, is dat zeker hier in Namen. Als ook banddikte en rugnummer zijn gecontroleerd, mag ik als een van de eerste dames aansluiten bij de inmiddels opgestelde mannen. Ik ga het gewoon doen vandaag: starten op de Europese Kampioenschappen Cyclocross voor de masterscategorieën op het beruchte parcours hier op het citadel. Reacties uit mijn sociale fietsomgeving wat betreft mijn deelname varieerden van “Wauw, cool!” via “Dat parcours is toch veel te hoog gegrepen voor jou…?” tot “Hou alles heel.” Ergens die dag heeft iedereen wel een keer gelijk gehad.

Na een nacht met regen ligt het parcours er deze vrijdagochtend bij zoals Namen erbij hoort te liggen voor de volledige epische ervaring: glibberig. Ik moet vroeg opstaan als ik voor de start van mijn wedstrijd nog iets van een verkenning wil doen. Zodra het licht genoeg is, ben ik op mijn CruX in de materiaalzone aan het uitzoeken welke kant ik op moet rijden. Ik begin met een brug met een trap. Eenmaal van het middenterrein af ontdek ik wat serieus klimwerk, enkele listige op- en afstapjes, nog een paar brugconstructies en een korte en een langere afdaling tussen de bomen met wortels en keien. Ik glibber over wat gras, passeer weer de materiaalzone en stuiter nog een paar stoeprandjes af en weer op. En dan sta ik ineens in de file.
Ik zie het probleem: een vrijwel loodrecht naar beneden lopend stuk bosgrond eindigt op een in een V-vorm daarop geplaatste brug met blauwe vloerbedekking. De constructie eindigt ergens tussen de bomen. Het ziet er tamelijk indrukwekkend uit. Sommigen wagen het erop, anderen stuntelen via het doek te voet het steilste stuk af naar de brug om dan op de fiets te stappen. Ik kies deze eerste passage voor de laatstgenoemde techniek, maar moet concluderen dat lopen ook niet heel handig is daar. Het voordeel van deze benadering is wel dat ik heel rustig kan bekijken dat de brug eindigt met een haakse bocht naar links, waarin bij het afstapje een off-camber boomwortel ontzettend in de weg ligt.
Er volgt weer een klimmetje, dat behoorlijk lang onaangenaam steil aanhoudt, waarna er in het gras een volgende voor mij grensverleggende activiteit staat opgesteld. Eerst moet er een talud opgeklauterd worden, waarna diezelfde helling direct weer moet worden afgedaald met onderaan een krappe haakse bocht naar rechts. Weer sta ik samen met andere masters te twijfelen over hoe dit te doen. Hier zie ik echter veel meer verschillende technieken dan zojuist. Een enkeling durft het fietsend, maar de modder maakt het tamelijk lastig om eenmaal beneden de hoek nog om te komen. Het gaat bij de aanwezige renners vaker mis dan goed, wat niet helpt voor mijn eigen lef. Er wordt gewandeld, gehold en gegleden, zelfs op het achterwerk. Een Britse dame kijkt me hoopvol aan, maar ik geef haar te kennen dat ik er nog niet over uit ben: “I think I need a drink first…,” zeg ik. Zowel deze dame als de bij deze hindernis aanwezige parcourswacht schieten in de lach. De dame probeert het vervolgens op de fiets, maar staakt deze poging vrijwel onmiddellijk. “I have to go to work on monday…,” veronschuldigt zij zich. Ik krijg nog de tip van de parcourswacht om mijn rechtervoet uit te klikken voor meer balans, maar ook bij deze duikafdaling besluit ik de eerste keer om maar wandelend via het doek naar beneden te gaan. Er volgt nog wat bos met wortels. Dat deel eindigt met een idioot steil klimmetje dat ik zeker nooit helemaal fietsend ga halen. En dan ben ik rond.

Al snel sta ik weer voor die eerste afgrond. Opnieuw twijfel. Maar ik wil niet lopen. Hoe moeilijk kan het zijn? Nadat ik het stoeprandje ben opgestuiterd, zet ik een voet aan de grond en kijk het gat in. Nee, dat gaat zo niet lukken. Ik ben mijn getwijfel zat en zet ergens een knop om. Ik fiets een klein stukje terug. Nog één kans: naderen, bochtje om, stoepje op en meteen de diepte in. Voor ik mezelf opnieuw kan tegenhouden, zit ik al in de afdaling. Gaan! Instinctief geef ik een klein rukje aan mijn stuur als ik van de onverharde ondergrond de brug op rijd en dat is maar goed ook: inmiddels zit er een onhandige kuil tussen de helling en de constructie, waardoor een koprol de brug op ook een optie was geweest. Ik rol echter keurig over het tapijt richting de haakse bocht naar links en stuur verrassend handig om de wortel heen. Dit voelt supergoed. Ik kan dingen! Op slag heb ik vertrouwen in het gehele parcours. Kom maar op met die masterswedstrijd, Inge heeft er zin in.
Ik start boven verwachting goed. De startstraat met kasseien loopt omhoog en het klimt gestaag verder als het onverharde deel begint. Bij de brugconstructie op de top stokt het, waardoor ik van mijn fiets moet, maar ik heb zo te zien ontzettend veel volk ingehaald. Derde of vierde vrouw in totaal? Het is lastig te zeggen, want alle rugnummers hebben dezelfde kleur. Als ik door een dame word gepasseerd moet ik eerst uitrekenen of die persoon in mijn leeftijdscategorie valt. Ik besluit al snel dat maar niet meer te doen. Ik zal al mijn energie nodig hebben om hier fatsoenlijk rond te komen. Gewoon gaan met die banaan en genieten van het feit dat ik hier mag rijden!

Ik fiets mezelf vast achter een tweede opstopping, waardoor ik in mijn ooghoeken zie dat twee vrouwen die een minder drukke lijn gekozen hebben me passeren. Bij de S-vormige afdaling tussen de bomen doe ik of ik in het Montferland op de mountainbikeroute rijd en ga met een grijns op mijn gezicht volle bak naar beneden. Ik vind weer aansluiting. Vanaf dan is het stuivertje wisselen met ons drietjes. Bij een beklimming op de fiets blijk ik van ons het snelst, maar ik moet een van de dames weer voor me laten als er met de fiets in de nek een heuveltje opgehold moet worden. De andere renster verschakelt zich, waardoor haar ketting eraf gaat, maar even later komt ze toch weer bij ons aansluiten. Ik zit me uitstekend te vermaken. Ik bevind me in een veldrit, in een Europees Kampioenschap nog wel, op een van de meest epische crossparcoursen ter wereld.
Het citadel vergt intussen het uiterste van mijn nog niet helemaal fitte lijf. Ik moet me ongelooflijk concentreren om geen brokken te maken en de vele klimmetjes in combinatie met alle opwaartse loopstukken eisen hun tol. “Een volgende keer monteer ik een iets kleiner voorblad,” denk ik bij mezelf als ik weliswaar weer wat renners passeer in een klim, maar ik echt liever een tandje kleiner had willen schakelen. “En dan monteer ik ook spikes in mijn schoenen,” denk ik er achteraan als ik bijna achterwaarts de modderige grashelling weer afglijd. Ik roep mezelf tot de orde: hoezo “volgende keer”‘? Waarschijnlijk zal ik nooit meer hier een wedstrijd rijden. Kom op, Inge! Alles in de strijd! Ik hoor de speaker iets roepen over nog twee rondes. Mijn hoofd wil nog ontzettend graag een tijdje volle bak over deze roemruchte crossgrond, maar mijn mindere conditie laat mijn lijf capituleren wat betreft de strijd met de twee dames. Nou ja, mijn doelstelling om hier fatsoenlijk rond te rijden is intussen vet gehaald, maar stiekem heb ik dat tijdens de wedstrijd naar boven bijgesteld tot misschien een plekje op het podium. Die missie moet ik opgeven.

Bij de laatste steile helling vlak voor de finish word ik gepasseerd door de koploper van een van de herenwedstrijden. Mijn EK eindigt daardoor net zo chaotisch als mijn eerste regionale cross dat ooit deed. Bij de finish weet men heel even niet of ik nog door moet of dat ik moet stoppen en ik krijg tegenstrijdige aanwijzingen. Als ik het bochtje naar rechts maak en het stoepje op hop voor mijn volgende ronde, word ik toch tegengehouden. Mijn avontuur is tamelijk plotseling over. Een momentje ben ik hierdoor van slag, maar al snel overheerst het fantastische gevoel. Ik heb het gedaan! Ik heb een crosswedstrijd gereden op het citadel van Namen. En hoe! Ik kan dingen.
© ingefietst.nl
Uiteindelijk blijk ik zesde in mijn leeftijdscategorie.