In Haaksbergen had ik weer gemerkt hoe belangrijk het is. Het voornamelijk rechtuit fietsen op de racefiets en de gebruikelijke route, die ik op de mountainbike rijd, zijn niet erg uitdagend wat betreft mijn technische vaardigheid. In theorie weet ik best hoe het allemaal moet. In gedachten hoor ik af en toe de instructeur van mijn motorrijlessen als ik een bepaalde bijzondere verrichting op mijn fiets moet uitvoeren en een aantal jaar geleden heb ik veel opgestoken van een clinic van Henk Lubberding op de mountainbike. Alle theoretische kennis is echter redelijk nutteloos als deze niet wordt gekoppeld aan regelmatig automatiseren van de noodzakelijke handelingen. Er moet dus geoefend worden en dat doe ik veel te weinig.

Dit werd me pijnlijk duidelijk toen ik met Karolien een wat technischer parcours aflegde. Ik kom niet vaak in dat gebiedje net over de grens, deels omdat daar in de weekenden wandelaars, hardlopers, Nordic Walkers, ruiters en mountainbikers elkaar allemaal in de weg zitten, maar vooral omdat ik er altijd verdwaal. Op deze donderdagavond was er echter niet veel ander bosverkeer dan twee reeën, die ergens ons pad kruisten en Karolien gidste me met kennis van zaken over de smalle, met braamstruiken overwoekerde kronkelpaadjes. Al snel kwamen we bij een diepe kuil, die te benaderen is via een smal pad met een bochtje. Hierdoor kun je niet meteen naar de overkant van de kuil kijken als je jezelf en je fiets erin stort. Ik had jaren geleden al eens door die kuil gefietst en toen Karolien daar recht op af stuurde liet ik me niet kennen, hoewel ik het best spannend vond om dat eerste blinde stuk in te sturen. Enigszins opgelucht kwam ik zonder brokken aan de overkant weer omhoog en meteen ging het verder over de kleine paadjes. Het was flink sturen en draaien en het viel me alleszins mee hoe goed dat ging met mijn ‘twentyniner’.
‘Vooruit blijven kijken’ is iets wat ik mezelf steeds een tikje vermanend moet blijven zeggen, want bij een van de bochtjes langs een steil afgrondje maakte ik een klassieke fout. Ik kijk in de afgrond, ben onder de indruk en vergeet de bocht te maken die iets omhoog naar rechts gaat, simpelweg omdat ik niet kijk naar waar ik heen moet fietsen. Ik kan door snel uit mijn pedaal te klikken nog net voorkomen dat ik het gat, waar ik net in had zitten loeren ook daadwerkelijk in zou sturen. Muts! Er is niet veel plaats om een voet neer te zetten op het pad, dat amper een wiel breed is en ik struikel min of meer over mijn eigen fiets. Mijn onderbeen en knie komen onzacht in aanraking met mijn achterwiel en ik voel dat dit blauw en dik gaat worden. Veel tijd om erover na te denken neem ik niet en klim snel mijn fiets weer op, in de hoop dat de zwelling mee zal vallen als ik in beweging blijf. We zijn net begonnen aan ons avontuur tussen de struiken en ik wil me hier niet door laten weerhouden. Misschien had ik het ook wel even nodig, deze ‘wake-up-call’ want de rest van de puzzelpaadjes langs diepe gaten en kuilen gingen prima: vooruit kijkend, mijn blik op waar ik wil fietsen, vol concentratie en ik heb er echt schik in.
Karolien had echter nog meer in petto. Nadat ik een pad afgedaald was, dat ik in mijn herinnering alleen naar boven gefietst had, kwamen we bij een muurtje, waar links naar beneden een grote afstap gaapte. Ik was daar al eens jaren geleden naar beneden gegaan en ik weet nog dat ik toen meer gelopen dan gefietst heb. Het pad begint met een grote drop, gevolgd door een hele rits kleinere, waardoor het pad veel wegheeft van een zeer onregelmatige trap. Ik stuurde in eerste instantie weg, omdat ik die eerste drop niet durfde te maken. Ik fietste een lusje om opnieuw recht voor de drop uit te komen en spoorde mezelf aan om na die eerste weigering er gewoon voor te gaan. Doen! Ik liet mijn fiets rollen en het was stiekem best leuk, totdat de geul wat smaller werd en het pad erg donker en ik juist daar steeds meer snelheid begon te ontwikkelen. Ik wilde heel graag afremmen en dat deed ik uiteindelijk ook voorzichtig op een wat vlakker stukje. Het ging goed, maar ik kreeg van Karolien de tip om dat een volgende keer hier toch achterwege te laten: deze afdaling was kort genoeg om de fiets gewoon te laten gaan en het gevaar om op een verkeerd moment te remmen was erg groot. Naast ‘kijken waar je wel wilt fietsen’ is namelijk ‘de juiste snelheid’ ook zo’n belangrijke klassieker, die voortdurend oefening vraagt. Met te weinig snelheid is het meestal moeilijker om een hindernis te nemen dan met een klein beetje teveel vaart, weet ik uit ervaring. In dat laatste geval moet ik dan wel vertrouwen weten te behouden in mezelf en mijn fiets en vooral niet in paniek raken. Paniek kan me namelijk alsnog in de verleiding brengen om juist tijdens het nemen van de hindernis te gaan remmen. Dat staat garant voor verschrikkelijke valpartijen.
We waren nog niet klaar. In dit stuk was ik nog nooit geweest. Het begon met een stoeprand met een lange traptrede, gevolgd door nog één en nog één. Had ik ooit weleens een trapje af gefietst, ik was nu bezig met een soort trap naar boven! Net toen ik het heel erg goed vond van mezelf dat ik dit behoorlijk gecontroleerd kon, besloot Karolien om bij de splitsing links te gaan en de trap met de lange verharde treden te verlaten voor een steil gravelpad met al snel een echte houten trap met een tiental zeer korte treden. Daar moest ik van mijn fiets. Gelukkig stapte Karolien ook af en klauterden we met onze fietsen op de nek het trapje op. Karolien wist echter na de trap op het steile vervolg van het pad gewoon weer in de pedalen te klikken terwijl ik daar boven aan die trap stond te hannesen. Voor het eerst bleek mijn kleinste verzet van de 1×11 voor mij niet klein genoeg en na enkele pogingen ben ik de rest van het pad maar naar boven gelopen. Ik had gemerkt bij mijn stomme actie van eerder die rit, dat ik toch behoorlijk stroef uit mijn klikpedalen kwam, die blijkbaar hoognodig weer eens bij de veertjes gevet moesten worden. Ik zag al helemaal voor me dat ik bij eventueel stilvallen op het steilere deel zou omkukelen, omdat ik juist dan natuurlijk mijn voet niet los zou kunnen krijgen. Ik was al bont en blauw genoeg voor vandaag vond ik, na een blik op mijn steeds dikker wordende knie.

Het laatste deel van onze rit ging echter weer als een speer en was echt genieten. Lastige bochten, afdalingen en ook klimmen met hindernissen, we kregen er maar geen genoeg van, totdat de invallende duisternis het fietsen in het bos zonder verlichting echt onmogelijk maakte. Zolang ik in beweging was gebleven had ik niet heel veel last gehad van mijn knie, maar eenmaal thuis was een ijszak noodzakelijk om de zwelling wat terug te dringen; een kleurrijke en wat pijnlijke reminder van het feit dat ik de kennis van de mountainbiketechniek veel meer moest blijven automatiseren: basishouding, kijktechniek, de juiste snelheid en daarmee vooral het door succeservaringen verworven vertrouwen, waardoor angst en paniek geen kans krijgen. Deze laatste twee zijn namelijk hele slechte raadgevers, zo weet ik. Zoals ze hier zeggen: “Vaak bu’j te bang”.
Één reactie Voeg uw reactie toe