Himmelhoch

De voortdurende hitte is verschrikkelijk. De bal van mijn linkervoet geeft inmiddels bij elke pedaalslag een pijnscheut. Heel in de verte zijn vlaggen zichtbaar, die misschien de “Hochtor” aankondigen, het einde van deze ellende. Misschien ook niet. Misschien is het een skilift of weer een berghut. Ik zie op mijn Garmin dat ik bij het zoveelste gedeelte van deze “Grossglockner Hochalpenstrasse” met een stijging van tegen de twaalf procent amper zes kilometer per uur fiets. Dit is geen fietsen. Dit is kruipen. Op deze manier duurt het nog zeker een uur voor ik bij die vlaggen ben. Een uur! Er lijkt geen einde te komen aan deze weg. We rijden door tot in de hemel. Ik. Moet. Echt. Even. Stoppen. Op zich is dat niet ingewikkeld. Om van de schamele zes kilometer per uur tot stilstand te komen hoef ik niet eens te remmen. Gewoon stoppen met duwen op de pedalen is genoeg. Toch kost het moeite. Dat doe je namelijk niet, stoppen in een klim. Dat is net zoiets als onder het eten van tafel gaan of voor het zingen de kerk uit. Een klim maak je af.

Deze beklimming van de Hochalpenstrasse vanuit het zuiden is echter een stevige maaltijd. Er moet namelijk een kleine veertig kilometer geklommen worden. Veertig! Oke, de eerste twintig daarvan zijn nogal te doen, aangezien deze meer een soort lange aanloop vormen door het dal. Een uitgebreid voorgerecht. De weg loopt hierbij weliswaar onafgebroken omhoog, maar houdt het keurig bij enkele procentjes. Wij hadden op dat gedeelte ook nog eens de wind in de rug, dus totdat het bij de eerste huizen van Heiligenblut serieus begon te stijgen, was het wat mij betreft een makkie geweest. Dan wordt het direct hel en verdoemenis: in twee snokken van een kilometer of acht, die genadeloos boven de tien procent aanhouden, wordt het hoofdgerecht opgediend. Een kort vlak gedeelte nabij de tolpoorten geeft even de tijd om het eerste deel door te slikken alvorens het tweede deel geserveerd wordt. Wie bij “Hochtor” denkt dat het gedaan is, vergeet dat er na een korte afdaling door de tunnels nog een zwaar op de maag liggend toetje komt. Dat toetje heeft wel een prachtige blik op de Grossglockner als kers op de taart.

Het is al de tweede keer dat ik op deze Hochalpenstrasse stop met trappen. De eerste keer was in de buurt van Fleiss, ergens in het eerste steile deel na Heiligenblut. Ik zag Diana aan de linkerzijde van de weg in de schaduw van een hutje op een stapel planken zitten. Dat leek me op dat moment zo ontzettend heerlijk, dat ik onmiddellijk haar kant op stuurde. Bij het uitklikken viel ik bijna van mijn fiets, niet alleen omdat het steil was, maar omdat ik vergeten was dat ik mijn linkerschoen steeds wat losser had getrokken om de brandende pijn onder mijn voet te verlichten. Zonder succes overigens. Ik trok mijn gesokte voet uit mijn schoen in plaats van de schoen van het pedaal. Snel met rechts uitklikken bood uitkomst en voorkwam een suffe val. Het was inderdaad heerlijk in de schaduw van dat schuurtje. Even geen hete voeten. Even geen brandende zon op het hoofd. Even rustig wat eten en drinken.

Ik sta te tollen. Bij wijze van ontbijt en lunch hebben we vandaag de Plöckenpas, de Gaillberg en de Iselsbergpas al achter de kiezen. Deze Hochalpenstrasse als hoofdmaaltijd valt me zwaar. Ben ik ooit eerder zo kapotgegaan op een klim? Terwijl ik op een steen plaatsneem om wat te drinken en een cafeïnetabletje te nemen, gaat mijn hoofd onwillekeurig op zoek naar het antwoord op die vraag. De zesde keer van Alpe d’HuZes of de derde klim voor mijn Mallootschap op de Mont Ventoux waren destijds ook niet vanzelf gegaan, maar ik kan mij dit gevoel niet herinneren. Ik denk te weten waarom. Als ik straks boven ben, dan ben ik dit weer vergeten. Meteen. Zo gaat dat altijd. Dat is denk ik ook waarom ik steeds weer aan dit soort idioterie begin. Doordat ik de pijn vergeet, leer ik het nooit.

De weg is rustig. Na de prijzige tolpoorten is er alleen verkeer dat er echt moet zijn en een stel mafkezen op een fiets. Ik hoor marmotten piepen. Hoewel het geluid erg dichtbij lijkt, krijg ik de harige beestjes niet te zien. Ik ruik de kruidige bloemen, die vlak voor mijn voeten tussen het gras bloeien. Ik heb het bloedheet, maar zie vlakbij een plek met sneeuw. Ik hoor het fluitende geluid van de wind, die de bergtoppen in de verte schampt. Desolaat. Schitterende leegte. Heilzame rust. Ik kom bij mijn positieven en krijg zin in de rest van die berg. Als ik naar mijn bestemming wil zal ik naar de andere kant moeten. Ik stap weer op mijn fiets. Meteen voel ik hoe de ongenadige procenten mijn vermoeide spieren geselen, maar ik kan het hebben.

De weg vlakt af en verdwijnt in een tunnel. “Hochtor”! Ik ben er! Na het volbrengen van veertig kilometer klimwerk als slotakkoord van deze belachelijk zware etappe van deze tweede editie van “Wielerbus on Tour” voel ik me tamelijk euforisch. Ik geniet van het uitzicht. Alle pijn is vergeten. Meteen. En ik vergeet op dat moment ook heel even dat we na een korte afdaling door de tunnels nog een laatste keer vandaag de spanning op de benen zullen moeten zetten. Er moet namelijk nog een stevig stukje geklommen worden naar de “Torkopf”. Maar daar herinnert de Hochalpenstrasse me genadeloos aan als het zover is.

© ingefietst.nl

Ik nodig je uit om te reageren:

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s