Tilff-Bastogne-Tilff (1992) deel 2: de tocht

Van de voorjaarsklassieker Luik-Bastenaken-Luik bestaan diverse toerversies en in 1992 reed ik met RTC de Pedaleur uit Doetinchem de variant georganiseerd door Veloclub Tilffois. In mijn ‘fietsdagboek’ heb ik destijds het nu volgende verslag geschreven. Lees over de trainingen voor deze tocht in een tijd zonder mobieltjes, GPS en de Euro in Tilff-Bastogne-Tilff (1992) deel 1: de voorbereiding.

Het is zaterdag 6 juni 1992, iets voor middernacht. Ik word gewerkt door een dof gerommel gevolgd door een hevig gekletter op het dak. Stik. Over een dik uur is het de bedoeling dat ik gewapend met een zaklamp en een rugzak op mijn racefiets naar Doetinchem ga. Ik sta op. Ik had zo’n vier uurtjes in mijn bed gelegen, waarvan ik er misschien twee daadwerkelijk had geslapen. Beneden trof ik mijn ouders, die ook niet zo gelukkig waren met het onweer. Ik nam wat yoghurt, brood en koffie bij wijze van ontbijt. Toen ik me had omgekleed was het onweer nog niet over, dus werden mijn rugzak, mijn fiets en ik toch maar in de auto geladen en naar Doetinchem gebracht. Om half twee in de nacht stond ik bij Wielerhuis de Pedaleur vanaf waar we met z’n zessen met een busje zouden vertrekken. Toen tegen twee uur iedereen er was en onze fietsen met een geniale constructie in de bak van het busje waren geplaatst vertrokken we richting België.

Het zeikweer onderweg deed ons afvragen waar we nou eigenlijk aan begonnen, maar we reden stug door. De verwarming van de bus was er ook één van het hardnekkige soort, want hij was niet uit te krijgen. Emiel, Gerrit en Gerard op de eerste bank hadden het min of meer koud, terwijl Frank, Jan en ik op de achterbank aan het uitkleden waren. Opmerkingen als: “Dat fietsen viel wel mee, maar die heenreis…” waren niet van de lucht, totdat in Kleve de uitknop van de verwarming werd gevonden. Het volgende positieve aspect was dat het droog was in de buurt van Limburg.

Ergens tussen vier en half vijf kwamen we in Tilff aan. De politie dwong ons op de snelweg te parkeren. We maakten ons klaar: kleding kiezen, want we hadden geen volgauto, ontbijten (voor mij brood en twee appelgebakjes, voor anderen rijstepap of koude macaroni) fietsen afladen en daarna ging het richting de start. Er werd gewacht op nog zes andere leden van RTC de Pedaleur, die ook onze startkaarten hadden. Deze leden hadden met vrouw en kinderen in de Ardennen overnacht. Eerst was er ergernis, dat ze er nog niet waren, maar die was ongegrond, want we konden netjes met de eerste groep om kwart over vijf starten.

Eerst had ik een beetje ruzie met het kaartje 1226 dat aan mijn fiets bevestigd was, dat mij bij het schakelen hinderde, maar dat wende. Samen met Emiel fietste ik de eerste kilometers Tilff uit. Hij gaf me tips als heel hard schreeuwen als ik de Redoute op zou moeten, dan zou ik vast niet hoeven lopen. We zouden zien. Nog voor de Dolembreux, een lange klim even buiten Tilff had Frank een lekke band, maar even later begon onze eerste klim van enkele kilometers in de mist, die inmiddels was komen opzetten.

LBL93_04
Er was nog geen digitale fotografie, dus foto’s uit die tijd zijn zeldzaam. Deze is weliswaar van een jaar later, maar ik zou er ten tijde van dit verhaal zo uitgezien kunnen hebben: Tapifloorjack van RTC de Pedaleur en mijn paarse Panasonic racefiets. De helm had ik in 1992 waarschijnlijk nog niet.

Het was de bedoeling dat we tot de Wanne met z’n twaalven bij elkaar zouden blijven, waarna ieder z’n eigen strijd zou moeten leveren. Inmiddels hing er mist in de dalen en scheen boven op de bergen de zon. Wie had dat vannacht gedacht? De eerste 50 kilometer vlogen om. Ik genoot van wat ik zag: de schitterende omgeving, het prachtige weer en die hele stoet fietsers. De meesten reden op racefietsen, maar er vielen ook enkele mountainbikes te onderscheiden. We hebben zelfs twee mensen op ligfietsen gezien. Dat moet bij beklimmingen toch ernstig in je nadeel werken, dat gewicht achterop? Ikzelf merkte dat mijn lichaam het gebruikelijke tijdschema wilde aanhouden: ik moest plassen. Mannen hebben het dan toch een stuk eenvoudiger, maar goed, voor mij werd er bij enkele struikjes gestopt. De eerste controle werd bereikt: stempelen en doorgaan. Ik vond het prettig om voorop te fietsen – wat onze groep betreft, want echt op kop fietsen was geen sprake van in die drukte- en het tempo te bepalen. Al snel waren we in Bastogne bij de volgende controle en zaten op ongeveer 85 kilometer.

Het volgende stuk van 60 kilometer zou saai zijn en dat was het ook. Echte beklimmingen zaten er niet meer in, het landschap was glooiend en verveling begon zijn kop op te steken. De omgeving was een stuk minder indrukwekkend en het aantal fietsers minder talrijk. Zoals ik om me heen gekeken had die eerste kilometers, keek ik nu naar mezelf. De groep reed relatief hard. Je kon het gewoon voelen: men wil naar de Wanne en naar wat erna komt. Ik voelde dat ik zenuwachtig was voor dat laatste stuk. Een soort combinatie van angst en nieuwsgierigheid, die ervoor zorgde dat ik haast geen lucht had. Praten en eten gingen niet, zodat ik echt mijn tijd uitzat. Mijn lichaam wilde wel, want ik voelde niks aan mijn benen, maar mentaal hikte ik op tegen dat laatste stuk. Gelukkig kwam toen de weg, die Frank en ik ooit tot de ‘Salm-express’ hadden gedoopt: langzaam afdalend naar Vielsalm en vervolgens door naar beneden naar Grand Halleux. Mijn ademhaling werd weer rustig. “Je moet nú eten,” beval Frank mij en ik was net op tijd daarmee voor de beklimming in Halleux naar Wanne.

“Achtentwintig erop en het zal mijn tijd wel duren,” dacht ik voor de juiste mindset en ik leefde helemaal op. Het was weer een stuk drukker wat fietsers betreft. Ik hoorde om me heen gezucht en gesteun in diverse talen. Ik was lang niet de laatste van onze groep, die boven kwam, alwaar we een korte pauze hielden. Ik vulde mijn bidon en twijfelde of  ik kleding zou achterlaten. Ik hield mijn jack toch maar aan. In beklimmingen was het wel vrij warm, maar in afdalingen had ik dat jack hard nodig. Op de Wanne was er ook een controlepost en we hadden inmiddels zo’n 145 kilometer afgelegd. Vanaf nu was het ieder voor zich en in eigen tempo.

Er volgde een enge afdaling naar Stavelot, waar ons na hobbelen over de klinkers in de stad de Haute Levée wachtte: een steile klim, naar mijn idee recht omhoog over een brede weg, die vrij lang aanhield. Wederom ging de achtentwintig erop: “geen trap te zwaar of teveel doen”. Na de afdaling volgde meteen de Rosier. In vergelijking met wat we net gehad hadden een stuk minder steil, maar lang, erg lang. Ik ben heel rustig naar boven gepeddeld. Gaaf was overigens het publiek dat her en der langs de route stond. Al die aanmoedigingen zorgden af en toe voor een meter of tien, waarin ik de pijn even niet voelde.

Na de afdaling van de Rosier was de groep nog één keer min of meer toevallig compleet, daarna zat ik verder praktisch alleen. Soms werden enkele woorden gewisseld met voor mij onbekende collega-fietsers, maar ik was voornamelijk alleen met mijn eigen gedachten in de volgende twee, drie beklimmingen, waarvan ik de namen niet zou weten. Er was namelijk een afwijking van de route, die we oorspronkelijk gekregen hadden, omdat de gemeente Stoumont werd gemeden wegens vergunningen ofzo. Er was een klim bij, die tergend langzaam steeg over een brede weg, die je een heel eind kon afkijken. Daar zat ik echt een beetje mijn tijd uit. Ik heb me daar bijna misselijk gegeten aan de dextro’s en zelfs zo alleen gezeten dat ik op de weg moest kijken waar ik heen moest.

Bij de laatste beklimming voor de volgende controle kwamen Jan en Bennie bij me. Jan had een lekke band gehad. Ik vond het erg prettig om bekenden te zien en tot de volgende controle op 197 kilometer bleef ik bij hen. We kregen bij deze controle zowaar cola aangeboden! Bij de ander posten leek het namelijk wel een soort markt, waar men je van alles probeerde te verkopen. De laatste 20 kilometer gingen in. Nu echt. Ik had me eerder al ergens vergist en mezelf wijsgemaakt dat de laatste 50 kilometer waren ingegaan. Minstens tien kilometer verder bleek dat ik me had verrekend en dat de laatste 50 kilometer toen pas ingingen. Dat werkte mentaal niet echt gunstig. De volgende klim zou de Redoute zijn. In Remouchamps gingen Jan en Bennie koffie drinken met andere ‘Pedaleurs’ die we daar weer tegenkwamen, maar ik wilde nu geen pauze. Ik wilde nu die Redoute op.

Het moest iets vreselijks zijn, die Redoute, dus na het eerste hellinkje langs de snelweg, wist ik dat dit het niet kon zijn. Ik ging de bocht om en daar zag ik de klim. Aan het publiek tegen de helling op kon ik de loop van de weg zien. Staan op de pedalen. Het schreeuwen van Emiel vergat ik totaal. Ik zag al dat publiek, ving af en toe woorden op als: “meisje…knap hoor…niet afstappen…mooie benen”. Het gonsde langs me heen. Een man begon me te duwen, maar ik kon het zelf. Een halve seconde dacht ik dat ik er was. Toen zag ik dat er nog zo’n stuk kwam. Goed, nog één keer dan. Duwen. Trekken. Blazen. Ik kwam er zonder lopen, verdorie! Boven hield ik een minuut pauze, tot ik weer zo kon ademhalen dat ik wat drinken kon. Er volgde een glooiende weg. Er zouden nog een paar beklimmingen komen van de categorie Eltenberg, iets langer of steiler misschien, maar het deed mij niks meer. Het hamerde in mijn hoofd: “I did it, I did it, I did it!”

De afdaling van de Dolembreux was een fantastische beloning voor al het werk. Het was kwart over drie: Inge is binnen. Na enige zoekacties werden ook Frank en Emiel gevonden, die al een half uur binnen waren. Er werd een herinnering opgehaald, wat vocht aangevuld en nagepraat. Ik had het gered: Tilff-Bastogne-Tilff zonder afstappen op de beklimmingen, helemaal gefietst! Anderen kwamen ook binnen. Felicitaties. Het verschil tussen de eerste (Frank) en de laatste (Theo) van onze groep was een uur.

Al snel ging het weer richting bus, waar openbare was- en omkleedpraktijken plaatsvonden. Gerrit achtte zich niet meer in staat om te rijden, dat ging nu Gerard proberen. Op een wat zeurderig gevoel in mijn knieën en pijn in mijn kruis na -zitten was de laatste 30 kilometer afschuwelijk geweest- had mijn lichaam zich wonderwel gehouden. Gevoelens van trots en vermoeidheid vergezelden mij op de terugreis. Frank, Emiel en Gerrit hebben liggen dommelen, terwijl ik daar de behoefte (nog) niet toe voelde. Ik voelde me vies, maar dat zou ik thuis snel verhelpen, evenals het ik-wil-warm-eten-gevoel in mijn maag. De hele dag na dat appelgebakontbijt heb ik geleefd op enkele sneetjes brood met appelstroop, sultana’s en liga’s en bijna twee rollen dextro. Enkele bidonnen water en later de cola en de appel moesten mijn zweet compenseren. De laatste kleine tien fietskilometers van Wielerhuis de Pedaleur naar huis gingen behalve die rotrugzak als vanzelf: “I did it, I did it, I dit it!!!”

IMG_2718

2 reacties Voeg uw reactie toe

Ik nodig je uit om te reageren:

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s