De Alpe d’Huez is een zwaardere beklimming dan het Kopje van Bloemendaal, daar zal niet snel een discussie over ontstaan. De klim naar de top van die Alp is namelijk aanzienlijk langer en ook steiler. Naarmate een klim steiler is, wordt deze als zwaarder ervaren en datzelfde geldt voor de lengte van de beklimming. Maar hoe verhouden deze twee zich tot elkaar? Hoe vergelijk je een lang stuk vals plat met een kort, maar venijnig klimmetje? De grote rondes hanteren een grove indeling in categorieën op basis van lengte en gemiddeld stijgingspercentage. Aangezien volgens deze indeling vrijwel geen enkele helling in de Lage Landen binnen een serieuze categorie zou vallen, zijn het waarschijnlijk juist de Belgen en de Nederlanders, die zeer creatief zijn in het bedenken van allerlei andere manieren om oplopende wegen van geen betekenis onderling met elkaar te kunnen vergelijken.

Bekende methodes zijn die van het tijdschrift Fiets of van Cotacol. Bij de methode van Fiets wordt grofweg het product van te overbruggen hoogtemeters en het gemiddeld hellingspercentage als maat gebruikt, terwijl bij de Cotacolmethode de helling wordt opgedeeld in kleinere stukjes en tevens de te leveren inspanning wordt meegenomen. Hierop zijn diverse varianten in omloop, zodat een speurtocht naar de zwaarte van een te fietsen helling op het internet kan leiden tot een waarde uitgedrukt in zeer verschillende eenheden. Zo zijn er klimpunten, zoals bij Klimtijd, kippunten (kliminspanningspunten) zoals bij HeuvelsFietsen, of WTR (witteroospunten) zoals bij KlimBijNijmegen, of KGI, waarbij de Klimgeiten ook het type wegdek in hun indexering hebben meegenomen. Al die wildgroei maakt het verantwoord onderling vergelijken van de diverse heuveltjes onmogelijk, omdat KIP, WTR, KGI en wat al niet meer per definitie niet in elkaar om te rekenen zijn. De eenheid, waarin de zwaarte van een beklimming dient te worden uitgedrukt is derhalve nog niet te vinden in het SI, het Internationaal Stelsel van Eenheden.

Het subjectieve deel van de beleving van een klim laat zich moeilijk vangen in wat voor formule dan ook. Eenzelfde helling kan heel verschillend ervaren worden door dezelfde renner. Ik vond La Redoute zonder eerst bijna 200 kilometer Tilff-Bastogne-Tilff een dingetje om met een beetje giftig poefen relatief makkelijk te slechten, terwijl deze klim met vrijwel de gehele toertocht achter de kiezen al mijn doorzettingsvermogen vergde om vooral te blijven trappen. De positie in het totale parcours en de te rijden snelheid zijn nog afgezien van de vorm van de dag zaken, die een klim relatief zwaarder of lichter kunnen maken. Ook de keuze van het materiaal kan een grote rol spelen. Ik weet zeker dat mijn beklimming van de Stelvio op de mountainbike een stuk zwaarder was, dan wanneer ik die klim op mijn racefiets zou hebben gedaan.

Voor de liefhebber blijft het een leuke hobby om hoogteprofielen van de diverse hellingen te bekijken en de beklimmingen ingeschaald te zien. De Alpe d’Huez op je lijst met bedwongen cols doet het toch beter in de meeste gezelschappen, dan het Kopje van Bloemendaal. En hoe onbetekenend ook, een hellende weg in het parcours maakt toch vaak enig verschil duidelijk in een groep fietsers. Natuurlijk vereist het een hoger stijgingspercentage om wat onderscheid te maken bij een groep profrenners dan bij een groep toerfietsers. KlimBijNijmegen probeert ook dit fenomeen te vangen in een formule voor ‘kloofkracht’. Het zal nog een hele puzzel worden om daarin ook mee te nemen dat juist bij een groep de breedte van de hellende weg, aanwezige bochten en de eventuele mogelijkheid om terug te komen op korte afdalingen binnen een beklimming een rol spelen.
©ingefietst.nl
Interessant om te lezen. Volgens mij is de kracht waarmee de trappers worden gedraaid maal de tijd een betrouwbare indicator. Daarmee breng je de hoeveelheid gebruikte energie in beeld, of het nu bergopwaarts, met brede banden, of een licht lopende fiets is, betrouwbaar in beeld.
LikeGeliked door 1 persoon