De aanduiding ‘masters’ suggereert dat men te maken heeft met meesters, personen, die deskundig en ervaren zijn in een bepaald vakgebied. In de wielersport betekent het eigenlijk vooral dat er sprake is van een bepaalde leeftijdscategorie. Ik heb op mijn amateurlicentie de toevoeging ‘master’ staan, wat zeker in mijn geval helemaal niets zegt over wat voor kwaliteit of ervaring dan ook, maar wel aangeeft dat ik oud ben. Er zijn bij de vrouwen geen aparte wedstrijden voor de masters. Mijn eerste wedstrijd waarbij ik op basis van deze licentie kon deelnemen was het NK op de weg. Mijn tweede wedstrijd wordt nu maar gelijk een WK: ik ga deelnemen aan de wereldkampioenschappen veldrijden in het Belgische Mol op het beroemde parcours bij het Zilvermeer.
Om deel te mogen nemen hoefde ik me alleen maar aan te melden. Kwalificatie op wat voor manier dan ook was niet vereist. Deelnemen kostte me 68 euro, maar voor dat geld mocht ik dan wel van start in een internationale UCI-wedstrijd met een tot de verbeelding sprekende entourage. Alleen al het feit dat ik zou mogen starten in op het wegdek geschilderde startvakken omlijst met de regenboog! Ook nieuw voor mij was dat ik bij het afhalen van de startnummers mijn handtekening moest zetten en dat ik behalve een rugnummer ook een mouwnummer moest opspelden. De vereiste spelden konden er voor die 68 euro niet af, wat me wat dit evenement betreft gelijk weer met beide benen op de grond zette. Speldjes had ik gelukkig zelf voldoende mee. Mijn oude Ridley, die ik inmiddels had verkocht, maar die ik voor de gelegenheid mocht lenen, had ik bij me als wisselfiets. Ik maakte me op voorhand geen illusies wat betreft die titel, daarvoor deden er te veel ervaren vrouwen mee in mijn categorie, maar wat ik zelf in de hand kon houden wilde ik niet aan het toeval overlaten. Enerzijds was het natuurlijk maar gewoon een crosswedstrijdje, waarvoor iedereen zich kon aanmelden, anderzijds was het wel mijn allereerste cross in het buitenland, in het land van het veldrijden nota bene! En het waren toch echt serieuze wereldkampioenschappen.
Drie categorieën vrouwen stelden zich achter elkaar op: eerst 35-39, gevolgd door 40-44 en helemaal achteraan stond ik tussen 45-49. De ruim dertig vrouwen gingen allen tegelijk van start. Ik was meteen goed weg, ook al moest ik direct al om de dame voor me heen sturen, die weg wilde fietsen als bij een gemiddeld verkeerslicht. Nog voor we het veld indraaiden had ik in alle hectiek al twee aanrijdingen omzeild, waarna ik wat meer de ruimte kreeg. “Zevende!” hoorde ik Jaap Jan roepen. Dat zou betekenen dat ik ongeveer op de helft van het deelnemersveld van mijn eigen leeftijdscategorie reed. Ik had nu een uitgangspunt om te rekenen mocht ik vrouwen passeren of gepasseerd worden. Alle rugnummers 41 of hoger waren in dat opzicht van belang, de rest reed voor een andere categorie.
In het bosgedeelte zaten enkele heuveltjes, waar het zaak was eerst wat vaart te maken, dan hoefde bovenop geraken geen probleem te zijn, zo had ik bij het verkennen gemerkt. Ik zette vast wat aan, maar zag te laat dat de renster vlak voor me dat niet deed. Ik kwam er te dicht achterop toen zij de top van de heuvel net niet haalde en achterwaarts mijn kant uit kwam getuimeld. Een tel later lagen we samen onderaan de voet van het bergje. Driftig begon zij aan haar fiets te trekken, maar die zat op een listige manier in de mijne gehaakt en ergens zat mijn rechtervoet daar ook nog tussen. Behalve dat mijn voet pijn deed wanneer zij zo wild trok, leek mij deze wijze niet de juiste om deze driedimensionale puzzel snel op te lossen. “Doe es effe kalm!” beet ik haar in het Nederlands met een stukje onvervalste Achterhoekse tongval toe. Geen idee wat haar nationaliteit was, maar de toon waarop ik dit tegen haar had geroepen bleek effectief. Al snel konden we onze weg vervolgen, maar het had al met al lang genoeg geduurd om door een flink deel van het veld te zijn gepasseerd. De tel wat betreft mijn eigen startnummers maar ook mijn focus was ik volledig kwijt.
Ik zette een wilde inhaalrace in. Enkele rensters stak ik voorbij, vooral omdat ik handiger bleek dan deze achterblijfsters. Op dat moment zat ik te veel in een baalmodus om dat goed tot me door te laten dringen: al die aandacht voor mijn techniek betaalde zich uit. Ik kon beter sturen, langer door het zand rijden en handiger momentum houden door op mijn fiets te springen. Al was het zo nu en dan nog steeds met het lelijke hupje, mijn sprongetje was altijd nog sneller dan vanuit stilstand opstappen, waartoe enkele van deze vrouwen waren veroordeeld, simpelweg omdat zij die techniek nooit hadden geleerd. Sterk waren deze dames wel, dus de heroverde positie vasthouden was nog niet zo eenvoudig.
Een specifieke renster wist me mateloos te irriteren met het feit dat ze tot twee keer toe in een zandstrook voor me op de grond ging liggen. De eerste keer kon ik haar passeren en enkele meters pakken door het op een lopen te zetten, terwijl zij met haar fiets lag te worstelen. Zij bleek echter een fantastische hardloopster. Ze rende toen ze eenmaal haar fiets had uitgegraven iedereen in die zandbak voorbij, waarna ze vlak voor me weer op haar fiets hupte. Bij het volgende stuk strand ging ze direct weer op haar plaat, waarbij ze dit keer de doorgang blokkeerde. “Gaot toch uut de weg!” Daar was weinig Nederlands meer bij. Ik realiseerde me dat de mate van mijn frustratie was af te meten aan mijn accent en ik lachte mezelf uit. Dit was wat ik nodig had om uit die destructieve modus te komen. Ik had dit KNWU-trainster Mandy Beumer in Wijchen al meerdere malen tegen renners horen zeggen als er iets misging: “Dat is cross. Niet in blijven hangen. Laat los en door!”
Intussen had ik een groot gedeelte van die eerste ronde verprutst. Ik had het mezelf moeilijk gemaakt door energie te verspillen aan verkeerde dingen. De volgende twee ronden had ik aandacht voor het netjes technisch uitvoeren van de diverse onderdelen van dit parcours. Ik kon weer genieten onder het afzien. Door de trainingen in het zand en de juiste mindset kon ik een flink eind of soms zelfs de gehele strook op mijn fiets blijven. De diverse aanmoedigingen en het feit dat het bijzonder gaaf was dat ik hier mocht rondcrossen, drongen weer tot me door. Ik haalde nog steeds zo nu en dan een renster in, een enkele keer ook met een startnummer hoger dan 40. Bij het laatste stuk strand in mijn laatste ronde hoorde ik Jaap Jan weer: “Die achter jou komt dichterbij!” Ervan uitgaande dat zij tot mijn categorie behoorde, perste ik eruit wat er nog in zat. Dat was niet heel veel meer. Ik was tamelijk uitgepierd. Wat was dit zwaar geweest! Het was wel ruim voldoende om mijn concurrente voor te blijven. Uiteindelijk bleek ik elfde.
Ik hoor het renners wel eens zeggen over een niet gewonnen wedstrijd: “Ik heb veel geleerd.” Wat ze dan precies geleerd hebben kunnen ze vervolgens maar moeilijk duiden. Ik hoef er niet lang over na te denken. Ik heb dit WK voor masters inderdaad veel geleerd. Ik heb gezien dat ik echt handiger geworden ben wat betreft mijn techniek. Het is tijd om die twijfel daarover bij mezelf eens opzij te schuiven. Ik doe het helemaal niet gek in een internationaal veld met leeftijdsgenoten. Belangrijker nog is dat ik gezien heb wat het met mij doet als ik me laat frustreren. Tegelijkertijd heb ik ervaren wat ik kan als ik me ontspan en kan focussen. Ik moet nu nog leren om die desastreuze gemoedstoestand eerder te herkennen als ik erin ben beland, zodat ik op de knop kan drukken. Die machtige knop heb ik: zelfspot. Winnen of verliezen doe ik met mijn hoofd.
©️ ingefietst.nl
Foto’s zijn gemaakt door Luc Wilms en Jaap Jan van der Weel. Jaap Jan, dankjewel dat je met me mee wilde rijden en dank voor al je support rond de wedstrijd.
2 reacties Voeg uw reactie toe