Materiaalmuts

Toen ik ergens eind jaren tachtig mijn eerste racefiets ging kopen in een fietswinkel had ik de nacht ervoor slecht geslapen. Ik droomde over alle moeilijke vragen, die men mij zou stellen, waardoor ik in die winkel volledig af zou gaan door mijn overduidelijk gebrekkige kennis van de toen nieuwste technieken als ‘biopace’ en het ‘schakelen met een kliksysteem’. Ik had visioenen dat men mij een bepaalde fiets niet zou willen verkopen als ik niet het bijzondere gebruinde plekje op de rug van mijn witte handen kon tonen in de buurt van mijn duim, dat fietshandschoentjes uit die tijd steevast veroorzaakten, ten teken dat ik zo’n fiets werkelijk waard was. Natuurlijk viel het uiteindelijk allemaal reuze mee in die winkel en werd ik niet onderworpen aan een kruisverhoor over mijn mogelijke aankoop. Een dergelijke praktijk zou immers zeer slecht zijn voor de omzet van de betreffende fietsenzaak en voor fietsenzaken in het algemeen.

Meer dan twintig jaar fietsen heeft heel wat techniek de revue laten passeren en meestal was ik bij de aankoop van elke volgende racefiets of mountainbike weer behoorlijk up-to-date en wist ik precies wat ik wel en niet wilde. Voor een aankoop had ik steevast allerlei opties bekeken in magazines en op internet en eigenlijk had ik me nooit meer zo gevoeld als de nacht voor mijn eerste racefiets. Ik had me altijd behoorlijk voorbereid en kon lekker meepraten over alles wat er te koop was. De aankoop van mijn laatste mountainbike heeft me echter laten zien dat ik, juist door me zo voor te bereiden, een aantal interessante opties nooit heb overwogen. Deze laatste aankoop heb ik namelijk totaal anders aangepakt. Die fiets heeft zich aan mij opgedrongen als een puppy die als eerste naar je toe komt uit een nest. Je zou kunnen stellen dat de fiets mij heeft uitgekozen. Na de testrit waren de fiets en ik verkocht.

De adoptie van deze tweedehands fiets betekende voor mij dat ik behalve over het feit dat ik een ‘twentyniner’ en een ‘fully’ wilde, verder niet veel eigen inbreng had gehad in de verdere specificaties. Ik was meteen erg blij met de ‘autosag’, maar ik heb wel de pedalen en de zadelpen gewijzigd om praktische redenen. De 1×11 aandrijving die erop zat heb ik geaccepteerd zoals hij was. Dat was het eerste wat ik waarschijnlijk nooit zelf op mijn lijst zou hebben gezet, maar in de proefrit werd al duidelijk dat het snel zou wennen. Voor het terrein waar ik het meest fiets is het denk ik zelfs de beste keuze momenteel, omdat ik er ruimschoots mee uit de voeten kan bij de klimmetjes in het Montferland en op de Veluwe. Of het in september in Sauerland ook voldoende is, of dat het noodzakelijk zal zijn om bijvoorbeeld een kleiner voorblad te monteren, zien we dan wel weer.

…en ik voelde me opeens weer heel erg die muts van eind jaren tachtig in die fietswinkel.

Pas toen ik ging nadenken over mijn ‘Project Dutch Mountains’ begon ik me te verdiepen in de andere specificaties van mijn nieuwe aanwinst. Als ik elders MTB-routes ging rijden moest ik immers in staat zijn om kleine reparaties onderweg zelf uit te voeren, omdat ‘naar huis lopen’ wat ik in Montferland nog wel eens gedaan heb, dan geen optie is en iemand bellen om me op te komen halen ergens in Nederland in principe ook niet. Zo kocht ik een binnenband in de juiste maat en schafte ik me een CO2 setje aan. Pas toen ik dat alles, de Wielercode negerend, in een tasje onder mijn zadel had bevestigd zag ik dat mijn wielen toch wel heel anders in de fiets zaten dan bij mijn racefiets en vorige MTB het geval was. Bij die fietsen kon je namelijk in het geval van een lekke band eenvoudig het wiel eruit klikken en de band verwisselen. Zo heb ik dat ruim twintig jaar gedaan. Ik miste iets: de snelspanners. Ook de uitsparing in het frame, waar het wiel eruit kon glijden was niet aanwezig. Hoe moest dit wiel er dan uit? Nadere studie wees uit dat mijn fiets steekassen blijkt te hebben. Weer een optie, die ik misschien niet snel zou hebben overwogen, gewoon omdat onbekend onbemind maakt, maar ik begon me toch wat zorgen te maken over hoe dat onderweg moest als ik een lekke band had. De zorgen namen verder toe, toen ik bij nadere bestudering van mijn wielen zag dat het een ‘tubeless ready’ systeem betrof. Daar had ik me nog helemaal niet in verdiept en ik voelde me opeens weer heel erg die muts van eind jaren tachtig in die fietswinkel.

“Hee, waar zijn de velgrand en de snelspanner?”

In plaats van dat ik me vooraf inlees in alle specificaties, die mijn fiets zou moeten hebben, laat mijn fiets me nu achteraf lezen over de specificaties die ze blijkt te bezitten. Ik ben behoorlijk uit mijn ‘comfort zone’ door deze omgekeerde aanpak, maar dat maakt het wel heel interessant. Gelukkig is zeer veel informatie te vinden op internet en heb ik behulpzame fietsmaatjes, die al wel thuis zijn in deze zaken. Zo heb ik me inmiddels laten bijpraten over latex, weet ik dat ik mijn binnenband voor onderweg niet voor niets heb gekocht en blijkt een van de inbussen van mijn tooltje prima geschikt voor de steekassen in geval van nood. Nog een avondje afspreken om zelf wat te sleutelen samen met een goede vriend en deze materiaalmuts is weer helemaal bij.

© ingefietst.nl

2 reacties Voeg uw reactie toe

  1. sterkarnold schreef:

    Voor marketingmensen is dit als een soort reverse engineering van de specs een interessante case. Wel een hele mooie fiets!

    Geliked door 1 persoon

Ik nodig je uit om te reageren: