
Ik had precies een half uur om me om te kleden en mijn fiets te pakken. Allereerst ging ik op zoek naar verlichting. Ik had nog ergens een los achterlicht op batterijen dat aan mijn zadelpen geschroefd kon worden en ik vond dat eerder beschreven koplampje. Beide lampjes had ik in 2012 aangeschaft speciaal voor Alpe d’HuZes, waarbij het verplicht was om het eerste uur licht te voeren, aangezien de start voor zonsopgang plaatsvond. Een kleine test leerde me dat beide lampjes werkten. Ik besloot mijn hardloophesje aan te doen met wat reflecterende strepen en verlichting op de rug. Ten slotte bedacht ik me dat ik daar het hesje van fiets-fit (dat heet tegenwoordig start2bike red.) van de NTFU wel onder kon dragen, zodat ik ook van opzij behoorlijk wat reflectie had. Het laatste probleem was het inschatten van de hoeveelheid kleding, die ik aan moest. Het was niet echt koud, maar wel wat fris zo in de avond en er was een beetje regen voorspeld. Uiteindelijk koos ik voor de dunne lange handschoenen, lange beenstukken, een shirt met lange mouwen en overschoenen tegen koude en eventueel natte voeten. Ik was net op tijd klaar toen mijn collega verscheen met zijn pas aangeschafte niet te missen koplamp uit China met behoorlijk wat lumen.
“Ondertussen ging er bij mijn koplampje een rood waarschuwingsledje branden. Geen idee hoelang ik nog licht zou hebben.”
Ik vond het bijzonder om te bemerken hoe slecht ik in mijn eigen omgeving eigenlijk wist welke straten in het buitengebied goed verlicht waren en welke niet. Ik wist het van enkele wegen in een straal van een kilometer of vijf vrij zeker door mijn hardlooprondjes, maar daarbuiten had ik het toch een paar keer flink verkeerd ingeschat. Zo bleek een bepaalde provinciale weg met een vrijliggend fietspad achteraf gezien aardedonker, terwijl ik toch echt dacht dat er wat verlichting zou zijn. Gelukkig was de lamp van mijn collega behoorlijk fel, zodat we in een redelijk tempo konden blijven fietsen. Ondertussen ging er bij mijn koplampje een rood waarschuwingsledje branden. Geen idee hoelang ik nog licht zou hebben. Ik begon te merken, dat ik toch wat te warm gekleed was. Vooral de beenstukken waren me achteraf gezien te warm en ook het shirt had wel een beetje dunner gekund. Al met al had ik me niet optimaal voorbereid op deze rit door de nacht. Ik vond het in het donker best lastig om bochten goed te zien en in te schatten, dus daar hebben we elke keer behoorlijk voor afgeremd, veel meer dan we zouden hebben gedaan bij daglicht. Het bleek ook prettig om op een ventweg te rijden, ook al was die matig verlicht. De weg was lekker breed en we hadden niet veel last van koplampen van het tegemoetkomend verkeer op de hoofdweg. Ergens op die ventweg begon het een beetje te miezeren en ging mijn koplampje uit.
We hadden afgesproken dat we bij pech het thuisfront zouden kunnen bellen voor een ophaalservice, zodat we niet op achteraf gelegen weggetjes in het donker zouden hoeven klooien. Heel even overwoog ik of mijn gedoofde lampje zo’n calamiteit was. Het gemiezer zette echter niet door en de Singfire gaf dusdanig genoeg licht voor twee, dat we het aandurfden om gewoon door te rijden naar het huis van mijn collega. Die vond het overigens nog wel ergens onder het rijden even nodig om ‘grappig’ te doen door zijn lamp onverwacht enkele seconden te doven. Dit veroorzaakte ongetwijfeld de enorme spike in mijn hartslaggrafiekje van deze rit op strava. Wat was het donker zonder verlichting! Ik kreeg zijn ‘bamilamp’ mee voor het laatste stuk door het Montferlandse bos naar huis. De lamp bleek gemakkelijk over te zetten: de koplamp zelf ging met een elastiek op het stuur en met behulp van klittenband kon de accu aan mijn bovenbuis bevestigd worden. Na de koplamploze periode voelde ik me nu opeens verschrikkelijk zeker met deze felle lamp en ik durfde behoorlijk door te trappen op de fietspaden door de bossen. Het voelde alsof ik door een tunnel van licht reed, met juist donker in plaats van licht aan het eind ervan. Dat einde schoof steeds opnieuw voor me uit en ik bepaalde daarvan de snelheid. Buiten mijn tunnel bevond zich een mystieke wereld, die vooral op de open plek in het bos prachtig was. De eerste mistflarden van die nacht kringelden zich om de poten van de oerrunderen. Deze mistflarden staan in deze omgeving bekend als ‘witte wieven’. Ik genoot van de natuur en de rust en ik voelde me koningin van de nacht.
5 reacties Voeg uw reactie toe