Enthousiast en zenuwachtig stond ik te wachten in het startvak van de derde startwave van de ruim duizend deelnemers, tot we eindelijk om 6.20 uur werden weggeschoten. Ik voelde me meteen een stuk beter toen mijn benen eenmaal mochten beginnen met trappen. Ik was behoorlijk onzeker over de afloop van deze uitdaging om 200 kilometer op een mountainbike door het Drentse landschap te gaan crossen over voornamelijk onverharde wegen en paadjes. Op een racefiets heb ik vaker tochten gereden van meer dan 200 kilometer, maar op de mountainbike was ik nog nooit verder geweest dan pakweg 100. Ik vroeg me dan ook af hoe mijn lijf dat zou gaan vinden op deze fiets, over deze ondergrond en in deze tijd van het jaar. Bovendien had ik zo mijn twijfels of ik wel zo lang de concentratie zou kunnen opbrengen, die het rijden van trails vereist. We zouden het gaan meemaken vandaag.

We zijn onderweg!
Reed iedereen nou zo hard of reden wij nou zo langzaam? Ik checkte het verlichte scherm van mijn Garmin Edge 810 en stelde vast dat we bijna 30 kilometer per uur reden op een mountainbike. In het donker. Om pakweg half 7 in de ochtend. Mijn fietsmaatje Liek en ik vonden het hard genoeg. We lieten ons gevoelsmatig door het hele startvak voorbijfietsen, terwijl we inmiddels de eerste stukken akkerland instuurden. Daarmee kwam ook de eerste modder en het viel me niet tegen hoe ik daar min of meer op gevoel in de drukte doorheen kon navigeren. In de verte zagen we een heleboel lampjes bij elkaar en aldaar aangekomen bleek dat een breed pad totaal was ondergelopen. Zo vroeg in de strijd wilde blijkbaar niemand zijn spullen al doorweekt hebben, dus was het dringen om via het struikgewas een poging te doen een en ander droog te passeren. Daarvoor moesten we in deze hectiek wel van de fiets.

We zouden heel wat modder zien die dag en daarin is Drenthe toch best gevarieerd. We kunnen inmiddels onderscheid maken tussen modder, drek, prut, bagger, derrie en klei. Ik was van ons tweetjes de eerste die het Drentse land van heel dichtbij kon bestuderen door in het donker op een talud onderuit te glijden in bagger, terwijl Liek later op de dag languit in dikke modder ging liggen. Ik maakte het uiteindelijk nog even af door nadat ik in de ochtend op mijn linkerzij was geland, op zo’n 3 km voor de eindstreep nog even op rechts te gaan liggen. Ik bleef met mijn bar-end achter een boom haken en toen was het zo geregeld: bam, flots. Gelukkig waren al deze schuivers zonder erg. De landing was steeds zacht, maar wel nat.
Drenthe wordt langzaam zichtbaar
Tegen achten begon het langzaamaan wat lichter te worden en opeens fietsten we in een landschap. We bevonden ons op een heideveld, waar we leuke singletracks reden over een witte zandgrond. Ik vond dit een hele bijzondere ervaring. We zouden heel wat van de natuur in Drenthe gaan zien die dag. De organisatie was er in geslaagd om via voornamelijk onverharde wegen allerlei plukken bos en hei met elkaar te verbinden. We reden over zandwegen, karrensporen en modderpaden, door bossen, langs heidevelden en weilanden. Regelmatig werd het parcours opgeleukt met stukjes van bestaande mountainbikeroutes, waar ineens weer geschakeld en gestuurd moest worden. Zo af en toe zaten er zelfs serieuze hoogtemeters in, wanneer we over diverse zandduinen werden gestuurd, door een droge sloot via een smal pad een talud op moesten rijden of als er toch behoorlijk wat kleine heuveltjes in een bos bleken te zitten. Het was jammer dat we de zon maar enkele minuten hebben gezien, want die had het nu voornamelijk grauwe landschap de kleur kunnen geven, die het verdiende.

Vlak nadat het lichter was geworden kwamen wij aan bij de eerste bevoorrading. De organisatie had gezorgd voor zes van deze posten. Hier werden verschillende versnaperingen aangeboden, variërend van stroopwafels, krentenbollen en bananen tot erwtensoep en pannenkoek. Ook wat betreft andere voorzieningen als eerste hulp, voor zowel mens als materiaal, waren deze posten goed voorzien. Wij hadden alleen steeds wat pech met de toiletten: lange rijen voor de dixies. Bij de eerste post heb ik in de rij gewacht, maar toen dat echt niet opschoot heb ik het opgehouden tot de tweede bevoorradingspost. Toen het daar echter ook zo druk bleek, heb ik me ergens een verlaten landbouwvoertuig uitgezocht en daarachter genoten van mijn plasrits. Bij een latere pauzeplek was het gelukkig minder druk voor het toilet.
Materiaal
Er waren ook twee posten waar je een tas met spullen naar toe had kunnen laten brengen. Liek en ik hadden wat kleding en reservemateriaal over twee tassen verdeeld, zodat we in geval van nood twee plaatsen hadden om ons te bevoorraden. Ik was mijn achterlichtje verloren en had een reserve in die tas en ook Liek kon haar reservekoplamp pakken, aangezien die van haar er in de dageraad mee opgehouden was. We konden zo ook onze eigen sportdrank bijvullen.

Mijn hoofdlamp van BBB en mijn stuurlamp van Singfire hebben hun werk goed gedaan en dat geldt ook voor de bijbehorende accu’s in die kou. De lamp ging met klittenband heel gemakkelijk op mijn helm en gaf een prima lichtbundel. Ik had de keuze tussen een lang of een kort kabeltje, afhankelijk of ik de accu in mijn Camelbak of op mijn helm zou doen. Ik koos voor de laatste optie, omdat ik al voor me zag hoe ik in al mijn sufheid nog verbonden aan mijn helm ergens onderweg de Camelbak zou afdoen. De accu op mijn hoofd erbij bleek wel wat zwaar en zodra het licht genoeg was heb ik deze losgekoppeld en van mijn helm gehaald, omdat ik mijn nekspieren begon te voelen.
Ik had mijn Garmin Edge 810 inmiddels uitgezet, aangezien die accu het bij deze temperaturen van net iets boven het vriespunt en met het scherm verlicht tijdens de donkere uren toch niet de hele route zou volhouden. Ik had mijn cockpit echter uitgebreid met mijn oude Garmin Edge 705, die weliswaar wat gaar was als het aankwam op geheugen, maar nog beschikte over een prima accu. Deze had ik vanaf het begin aangezet zonder schermverlichting en zo hoopte ik daarmee wel de hele rit te kunnen vastleggen.
Over de helft
Ik was blij dat we ergens de 100 km voorbij waren. Aangezien ik nog nooit verder was geweest op een mountainbike, was alles wat nu kwam hoe dan ook een persoonlijk record. We kwamen nu ook op het punt, waarbij het beeld van de ochtend zich begon om te keren: wij haalden voortdurend mensen in. De diesels waren op stoom. Ik moest Liek waarschuwen als we bij de 150 waren. Prima. We waren nu de 140 gepasseerd, zo deelde ik haar mede. Wat even daarna volgde ging ongeveer zo:
Een zandpad, een stuk bos. “Niet vergeten te zeggen, he?” “Nee, we zijn nu bijna bij 144” Weer een lang zandpad, een stukje bos. “We moeten er nou toch de buurt komen. Die bevoorrading van 160, daar zijn we dan ook zo, toch?” “Liek, we zitten nu pas op 145” Ik moest denken aan die paradox, waarbij je steeds de helft van de afstand tot de deur aflegt en daardoor nooit de deur bereikt. Wij zouden zo nooit bij 150 komen. We leggen steeds de helft van de afstand af. “Ing, vertel eens een mop.” Dat waar ik nu aan zat te denken, leek me niet echt opbeurend, laat staan grappig. Nee, ik wist geen mop. Mijn lijf begon wat te zeuren. Ergens tussen mijn schouderbladen deed het zeer, mijn zadel voelde opeens heel hard bij mijn zitbotten en mijn onderrug was onprettig voelbaar. Ineens kwam de optie om te stoppen met trappen bij me op en het leek me heerlijk. Dan zou het ophouden. Eten! Ik had het netjes gedaan: onderweg regelmatig drinken, een banaan, tot dan toe twee gelletjes en bij elke post tussendoor iets genomen. Toch moest er nu eten in. Ik kneep in de remmen. Die colasnoepjes al fietsend uit mijn Camelbak prutsen leek mij in deze toestand niet zo’n goed plan. Toen ik stilstond ging mijn telefoon: het thuisfront. “Hee, wat gaan jullie goed, zijn jullie al bij de pauzeplek? We kunnen het helemaal volgen hier via de app.” Nee. Toch was ik daarna door de dip heen. “Liek, goed nieuws: we zijn de 150 voorbij!”

Op naar de finish!
Na de laatste bevoorrading reden we weer geleidelijkaan de duisternis in. Mijn ogen konden nu langzaam wennen aan het verminderde licht, waardoor ik het niet nodig vond om ook de lamp op mijn helm nog aan te sluiten en alleen mijn stuurlamp aanklikte. We voerden het tempo wat op en voorspoedig ging het richting de finish in Roden.

Net binnen de 11 uur na ons startschot reden we samen over de matten. Uiteindelijk hebben we een uur of 10 daadwerkelijk op de fiets doorgebracht. Dat ene uur is opgegaan aan in de rij staan, iets te eten regelen, plassen en aandacht voor het materiaal. We hadden het geflikt, deze Drenthe200 Extreme Marathon. Ik was keitrots op ons! Dit was een ambitieus plan geweest, aangezien ik pas één marathonwedstrijd op MTB had gereden ooit. Die was slechts 70 kilometer en ook nog eens in het zomerseizoen. Ik kon met deze monstertocht een bijzondere uitdaging afvinken, zo’n uitdaging, waarvan je zegt “eens, maar nooit weer” en je jezelf er een tijdje later op betrapt, dat je je toch weer voor iets dergelijks hebt aangemeld. Ik had fysiek vooral de modder zwaar gevonden. Mentaal had ik het moeilijk in het beschreven gedeelte tussen de 140 en 150 kilometer, dat voor mijn gevoel net zo lang geduurd heeft als de hele rest van de rit.
© ingefietst.nl
(Een ingekorte versie van dit artikel is met toestemming van de auteur geplaatst in Wiel aan Wiel, het clubblad van TC de Liemers)
Mooi verslag. En een topprestatie!
LikeGeliked door 1 persoon