Rustige duurtrainingen vergen heel wat zelfbeheersing. Een streber, zoals ik, heeft het daar soms best moeilijk mee. Bij zo’n rit is het namelijk zaak om alle prikkels te negeren, die aanzetten tot competitie. Ik raak soms al in aangeslagen toestand als ik in de verte een andere renner ontwaar, waardoor ik een bijna onbedwingbare behoefte voel om het gat dicht te rijden. Elk viaduct kondigt in mijn systeem een sprintje aan en na elke bocht wil ik zo snel mogelijk weer op snelheid zijn, want anders gaat mijn gemiddelde omlaag. Ook onzichtbare prikkels, zoals de wetenschap dat ik me op een te QOMmen Strava-segmentje bevind, kunnen het vuur in mij aanwakkeren. Deze vermoeiende karaktereigenschap is prettig als enige motivatie noodzakelijk is om in D2 of D3 trainingen uit te voeren, maar voor een training in D1 moet ik mijn hartslag onder de 146 slagen per minuut zien te houden. Dat lukt niet als ik sprintjes trek of tot doel stel mijn kruissnelheid boven de 32 km per uur te handhaven.
Naast het aan de dag leggen van de nodige zelfbeheersing zijn derhalve ook maatregelen vereist. Ik heb een speciaal “hartslag”-trainingsprofiel op mijn Garmin aangemaakt, waarin alleen mijn hartfrequentie en de tijd zichtbaar zijn en dat begint te piepen zodra ik boven de 140 kom. Ik raak zo niet afgeleid of gefrustreerd door mijn lage snelheid en kan me helemaal focussen op wat ik te doen heb: zoveel minuten in D1 rijden om mijn basisduurvermogen te verbeteren. Ik denk zelfs na over de te kiezen route. Ik probeer om niet over een bepaald segment te rijden, waarop ik bijvoorbeeld kortgeleden mijn QOM ben kwijtgeraakt. Zo’n segment schreeuwt namelijk in mij om revanche. Met al deze maatregelen zou het toch moeten lukken. Anderhalf uur langzaam fietsen, hoe moeilijk kan dat zijn?
“…ik begin te vrezen dat ik voorbij gereden ga worden door een bejaarde met trapondersteuning of een groep scholieren.”
In de praktijk maken een aantal zaken het toch tot een lastige opdracht. Al bij het eerste viaduct draaft mijn hartslag vrolijk naar de 150, ook al rijd ik voor mijn gevoel echt heel rustig omhoog. Dit moet dus bij het volgende viaduct nog langzamer. Ook de wind is lastig. Ik heb mijn route zo gekozen, dat ik het eerste deel de behoorlijk stevige wind tegen heb, maar het valt niet mee om mijn hartslag laag te houden. Het voelen van de extra weerstand nodigt me uit om tegenkracht te geven, maar dat leidt onherroepelijk tot piepen van mijn Garmin. Wéér boven de 140. Zakken met die hartslag! Adem in, adem uit. Zonder dat ik mijn snelheid in beeld heb, kan ik merken dat ik echt langzaam fiets en ik begin te vrezen dat ik voorbij gereden ga worden door een bejaarde met trapondersteuning of een groep scholieren. Gelukkig ben ik inmiddels op het keerpunt in mijn route.
“In D1 ben ik zelf mijn grootste tegenstander.”
Met de wind mee is het makkelijker om mijn hartslag in de goede zone te houden, maar ik voel me nog steeds enorm begrensd. Ik neem het “vogels kijken” zoals dit type training ook wel wordt genoemd letterlijk en ik rijd via de toeristische route door de waard. Ik geniet van de natuur en eindelijk lijken de minuten wat sneller weg te tikken. Een training in D1 is ook goed uitvoerbaar door met een relatief langzame groep mee te rijden. Alleen op kop kom ik dan even in D2, maar achter de ruggen blijft mijn hartslag keurig laag. Minder saai en goed voor de sociale contacten.
Eenmaal thuis kan ik zien dat ik met een gemiddelde snelheid van 26,3 km per uur mijn rondje gedaan heb. Met de wind mee tegen de 32 en tegen de wind in rond de 24, dus die bejaarde met trapondersteuning zou een serieuze uitdaging zijn geweest. Ik besef echter dat de onrust in mijzelf elke D1 weer de voornaamste uitdaging vormt. In D1 ben ik zelf mijn grootste tegenstander. Ik ben best trots op het feit dat ik me deze training zo netjes heb gedragen.
© ingefietst.nl
6 reacties Voeg uw reactie toe